|
![]() De ingang van de monseigneur Catrystraat, op de hoek met de Menensesteenweg. Rechts de Sinnesaelskapel, links de plaats van 1) de bakkerij Sinnesael, 2 later de herberg 'd'Oude Bakkerij" (© Google Streetview). Linda Malfait: "De monseigneur Catrystraat (de vroegere Veldstraat) is eigenlijk een "grensgeval". Ze bevindt zich in de meest oostelijke uithoek van de Moorsleedse Tuimelarewijk. Ze loopt aan de overzijde van de Menensesteenweg, vanaf de Kruiskapel (ook Sinnesaels kapel genoemd), tot aan de grens met de gemeente Ledegem. Deze straat vormde en vormt nog steeds de scheidingslijn tussen enerzijds de Tuimelarehoek, aan de zuidkant, en anderzijds het dorp Beitem (dat vroeger deel uitmaakte van de gemeente Rumbeke, en nu is gefusioneerd met Roeselare), aan de noordkant." ![]() De Veldstraat (met groene pijl aangeduid), met 2 blikvangers: de Kruiskapel (blauwe stip) en de Veldmolen (gele stip). Uitsnede van de Ferrariskaart der Oostenrijkse Nederlanden, 1773. L Malfait: "De Mgr. Catrystraat (de voormalige Veldstraat) behoort tot de oudste wegen van de wijk de Tuimelare. Wanneer ze precies ontstond is - zoals overigens voor de meeste oude wegen op het plateland - moeilijk te zeggen. Ze staat voor het eerst helder afgebeeld op de (handgetekende) topografische Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, die graaf Joseph de Ferraris vervaardigde in de jaren 1771 tot 1778, een paar decennia na de aanleg van de Menensesteenweg (1751-1754). Zelfs op een veel minder gedetailleerde versie van de Ferrariskaart, die bestemd was voor de verkoop en die bekend staat als de "Carte marchande" uit 1777-1778, ontbreekt de Mgr. Catrystraat niet." ![]() De rode stip toont de uiterste oosthoek van Moorslede/De Tuimelarehoek, aan de overkant van de Menense- steenweg. De Veldstraat (gele pijl) vormt de grens met Beitem, de Papelandbeek (blauwe pijl) die met Ledegem (Uitsnede van de Atlas der Buurtwegen, 1842-1845). L. Malfait: "In 1797, tijdens het Franse Bewind, deelde de bezetter de gemeente Moorslede op in territoriale eenheden, zogeheten "Secties". Zo was er de "Tuimelaer Sectie" (XI) en ten oosten ervan, aan de overkant van de Menensesteenweg, was er een "Sectie over de Heirstraete" (XII), aan de zuidkant van de vroegere Veldstraat. Vanaf de 19de eeuw werd deze Sectie, , bij de Tuimelarehoek gerekend.
De Mgr. Catrystraat nu
![]() De Mgr. Catrystraat en, in het verlengde ervan, de Veldstraat, vanaf de grens met Ledegem (Open Street Map).
![]() De monseigneur Catrystraat (Google Satellite View).
Vanwaar de naam Mgr. Catrystraat?![]() Monseigneur Hector Catry (Schilderij van Paul Messely). L. Malfait: "De Veldstraat werd in de 2de helft van de vorige eeuw genoemd naar de naam van Hector Catry, een kapucijner pater die jarenlang missiebisschop was van Lahore (Brits-Indië). Hij werd in 1889 geboren in het gedeelte van de Veldstraat dat op het grondgebied Ledegem ligt. Maar zijn geboortehuis stond wél op het grondgebied van de (sinds 2016 opgedoekte) parochie Beitem. Hector Catry liep als kind school in Beitem en als jongeman werd hij begeleid en gesteund door Louis Van Sluys, de toenmalige pastoor van Beitem. Hij was de zoon van boer Carolus Catry en Louise Mestdagh. Langs moederskant was hij de neef van de beroemde wielrenner Cyrille Vanhauwaert, geboren en getogen op de Tuimelare. ![]() Mgr. Catry op bezoek bij de Beitemse hulppastoor André Sinnesael, vooraan rechts. In het midden pastoor Odiel Denorme van Moorslede (Foto: Linda Malfait). "Na zijn middelbare studies in Brugge trad Hector Catry in bij de Minderbroeders-Kapucijnen in Edingen. Op 6 juni 1914 werd hij priester gewijd. Hij droeg zijn eremis op in de kerk van Beitem, op 11 juni 1914, vlak vóór het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog 1914-1918. Hector werd door het leger opgeroepen en als brancardier ingelijfd bij de ruiterij van de 6de Legerdivisie. Kort na de "Slag der Zilveren Helmen" in het Limburgse Halen werd hij gevangen genomen door de Duitsers. Samen met enkele andere priesters kreeg hij toestemming om de zieken en gewonden bij te staan in het militair hospitaal van Etterbeek. In 1915 verhuisde Hector naar Aalst, waar hij bleef wonen tot in december 1918." "In 1919 vertrok pater Catry vanuit de haven van Antwerpen, naar de missies van de Kapucijnen in Punjab, toen nog een provincie van Brits-Indië (vanaf 1947 een provincie van Pakistan). Hij werd benoemd tot achtereenvolgens onderpastoor, leraar en pastoor. In 1928, werd hij tot 5de bisschop gewijd van Lahore. Hij oefende die functie 18 jaar uit, tot hij op 17 april 1946, omwille van gezondheidsredenen, terugkwam naar België." ![]() Mathilde Haspeslagh kreeg dit prentje van Mgr. Catry (Bron: L. Malfait). "Enkele maanden later stelde hij zijn bisschopsambt ter beschikking en vestigde zich definitief in het klooster van de Kapucijnen in Izegem. Van daaruit zette hij zich gedurende vele jaren in voor de Kerk, o.m. bij Lourdesbedevaarten en bij de processie van het H. Bloed. Hij werd ook veel gevraagd door het bisdom Brugge voor vormsels en voor diaken- en priesterwijdingen, overal in West-Vlaanderen. Wanneer Mgr. Catry zijn geboortestreek bezocht kwam hij altijd langs bij Victor Mestdagh (Oude Heirweg 28) en Mathilde Haspeslagh (herberg De Tuimelare) omdat zij de oudsten van de streek waren. De 82-jarige emeritus-missiebisschop Catry overleed, na een kortstondige ziekte, in 1972. Hij ligt begraven op het stedelijk kerkhof van Izegem. In die stad - en ook op de Tuimelare en in Beitem - bleef hij bekend als de oude grijze bisschop met de prachtige witte baard."
De Kruiskapel (Sinnesaels kapel)![]() De "Meensche kossieje" in 1903, zuidwaarts, richting Beitem "Platse" en Roeselare. Vooraan rechts staat de Kruiskapel (Bron: prentkaart van Vangeenberghe-Bonte). Tot ver in de 19de eeuw was er in de Veldstraat (de huidige Mgr. Catrystraat) weinig bewoning. Maar die enkele inwoners hadden wel een paar dingen om mee uit te pakken. Vooreerst een kapel, 'Kruuskapelle ' of 'Cruys-kapelle' geheten, die van oudsher stond op de hoek van de Veldstraat en de Menensesteenweg. Wanneer werd die kapel gebouwd? Daarover bestaat geen zekerheid. Twee documenten bevestigen wél dat op die plaats een eerste "Cruys-kapelle" werd opgetrokken rond het jaar 1754 en zéker vóór 1763.
![]() Links van de gele stip is het symbool van de Kruiskapel met kruisje bovenop aangegeven. (Uitsnede van de Ferraris-kaart der Oostenrijkse Nederlanden, 1773) De Kruiskapel is duidelijk getekend op twee kaarten van kort na 1763:
Waarom werd de kapel vanaf de 19de eeuw in de volksmond ook vaak Sinnesaelskapel genoemd? Oude bronnen vermelden dat de Kruiskapel was aangebouwd tegen de smidse van de familie Sinnesael in de Veldstraat. Maar volgens Camiel Lourdault, de vroegere pastoor van Beitem (1931-1956), is het helemaal niet meer te achterhalen of een lid van de landbouwersfamilie Sinnesael de oorspronkelijke eigenaar of de bouwer was van de kapel. De Rumbeekse historicus Joseph Delbaere denkt dat de verwijzing naar de familienaam Sinnesael er gekomen omdat aan de overkant van de Veldstraat, op de hoek met de Menensesteenweg, recht tegenover de kapel, vanaf het begin van de 19de eeuw een bakkerij stond, die werd uitgebaat door Karel-Francis Sinnesael-Vanneste en zijn nakomelingen. De opeenvolgende eigenaars van de bakkerij onderhielden en versierden de kapel in de loop van de 19de eeuw:
- Carolus-Francis Sinnesael en zijn vrouw Barbara Theresia Vanneste, afkomstig van het Gasthuis ten Bunderen waren de eerste eigenaars van de bakkerij, die werd geopend in 1811. In 1903 werd er in de omgeving een geldinzameling georganiseerd om de vervallen Kruiskapel helemaal op te knappen. Maar de gebedsplaats verkeerde in zo'n erbarmelijke staat dat de toenmalige Beitemse onderpastoor Louis Van Sluys ze liet afbreken en heropbouwen. ![]() De Menensesteenweg tijdens Wereldoorlog I. Links Sinnesaels kapel, op de hoek van de Veldstraat. De kapel onderging hetzelfde lot als een groot deel van de Beitemse dorpskom: ze werd totaal verwoerst in september 1918, tijdens het grote gealliëerde slotoffensief van Wereldoorlog I. ![]() De huidige Kruiskapel, die de Beitemse pastoor C. Lourdault in 1945 liet bouwen op de plaats waar halfweg de 18de eeuw de Kruiskapel stond (Bron: Google Street View). Pas vele jaren later, in 1945, liet pastoor C. Lourdault op diezelfde plek een nieuwe bakstenen kapel metselen, die er tot op vandaag nog staat. In datzelfde jaar werd de bakkerij van Camiel Sinnesael overgenomen door Albert en Zulma Samyn. ![]() De verdwenen kruidenierswinkel "Toontjes" van Hilaire en Marie Vanfleteren, op de hoek van de Ten Bunderenstraat en de Menensesteenweg (Foto: Roger Sinnesael). Van dan af werd de nieuwe Kruiskapel onderhouden en opgefleurd door Hilaire Vanfleteren ('Lčr Toontjes ') en zijn zuster Marie, die een winkel hadden aan de overkant, op de hoek van de Menensesteenweg en de Ten Bunderenstraat. Mede omdat de kapel staat op een stuk grond dat in de Oostenrijkse Tijd werd onteigend voor de aanleg van de Menensesteenweg (1750-1754) is dat perceel eigendom geworden van het Provinciaal Agentschap Wegen en Verkeer (AWV), dat al vele jaren verantwoordelijk is voor het onderhoud van de kapel. Tot slot nog dit: Sinnesaels kapel een vaste gebedshalte was tijdens de twee jaarlijkse processies van de Beitem (op Hemelvaartsdag en met Beitem kermis), die begonnen aan de St.-Godelievekerk en langs de Kerkhofstraat, de Landmanstraat, de Mgr. Catrystraat en de Menensesteenweg trokken, en zo terug naar de parochiekerk. ![]() Camiel Lourdault (pastoor van Beitem van 1931 tot 1956), die de huidige huidige Kruiskapel liet optrekken. De huidige Kruiskapel, die in 1945 op initiatief van pastoor C. Lourdaut werd gebouwd, heeft nu meer de functie van een herdenkingsmomument. Ze is in driehoekige vorm opgetrokken in neo-gotische stijl, met een hoogopgaand zadeldak. Binnenin, achter een ijzeren hek, hangt een plaasteren Missiekruis, met aan de voet ervan een altaar. Daaronder is een gedenksteen aangebracht ter nagedachtenis van de gesneuvelden van de parochie Beitem in de Eerste en de Tweede Wereloorlog. Op de zijwanden zijn de namen aangebracht van de oorlogsslachtoffers met de tekst "Stierven voor God, Vorst en Land/1914-18/": (9 namen) / "1940-44/": (2 namen).
De Veldmolen (Sinnesaels molen)![]() De Veldmolen (met gele stip aangeduid) in 1773, aan de zuidkant van de Veldstraat (Bron: uitsnede van de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van J. de Ferraris). Gedurende een anderhalve eeuw, vanaf 1768 tot 1918, stond er aan de zuidkant van de vroegere Veldstraat een molen, Veldmolen geheten naar de toenmalige naam van de aanpalende straat. In de dagelijkse omgang werd die vanaf de 19de eeuw doorgaangs "Sinnesaels molen" genoemd, omdat hij zich bevond bij de boerderij van de molenaarstak van de familie Sinnesael. De molen en de hoeve stonden op het grondgebied van de Moorsleedse wijk de Tuimelare. Eertijds sprak men ook van de 'Beitemmolen', wegens zijn ligging ervan, pal aan de scheidingsweg tussen De Tuimelare (Moorslede) en aan de overkant het dorp Beitem (ooit een wijk van Rumbeke, sinds 1977 gefusioneerd met Roeselare). In 1768 legde Jan-Baptist Deveughele, oliestamper in Moorslede, een verzoekschrift voor om een koren- en oliemolen op te richten, dus om zowel graan te malen als olie te persen uit koolzaad. De molen zou worden gebouwd op een stuk land genaamd 'Den Boomgaerd'. Het ging om "eene partye cheynsland", een leengrond van de Heerlijkheid den Hazelt, verpacht aan de zusters van het vroegere Gasthuis ten Bunderen op de Tuimelare, die sinds 1587 in Ieper verbleven. ![]() De Veldmolen (bij de gele stip) op de kadasterkaart van Moorslede van Ph.-Chr. Popp uit 1851. Uitkijken! Een pijl wijst op de kaart de richting aan van het noorden. Deveughele kreeg de steun van vele inwoners van Moorslede, Rumbeke en Ledegem, vanwege de verre ligging van de dichtstbijzijnde molens (o.m. de Asselmolen in Ledegem) en de slechte toestand van de wegen in de winter. De heren van Rumbeke, en vooral die van Moorslede, tekenden hiertegen bezwaar aan omdat ze concurrentie vreesden voor hun bestaande eigen korenmolens. Niettemin kreeg Deveughele al 3 maanden na zijn aanvraag het octrooi (= toestemming, machtiging) van de Oostenrijkse keizerin Maria-Theresia. Aan meester-molenmaker Philippus-Jacobus De Gruytere uit Ieper, gaf hij meteen de opdracht om de molen te bouwen. De eigenaar /bouwheer Joannes De Veughele geraakte echter in financiële moeilijkheden en hij verkocht in 1769 de nog onvoltooide molen aan Pieter-Jacobus Steverlynck uit Oekene. Rond het jaar 1815 kwam de molen in handen van Joannes Judocus Muylle uit Moorslede. ![]() Sinnesaels molen, eind 19de eeuw (Ansichtkaart Vangeenberghe-Bonte). In 1827, werden de Veldmolen, samen met de bijbehorende hoeve, boomgaard, weide en akkers openbaar verkocht aan de hoogste bieder. De nieuwe eigenaar werd Carolus-Francis Sinnesael, afkomstig van de Tuimelarewijk, die ooit nog als molenaar had gewerkt in Langemark. Sinds 1911 hield hij, samen met zijn vrouw Barbara Theresia Vanneste (geboren en getogen in de Gasthuishoeve), al een bakkerij open, op de hoek van de Meensesteenweg en de Veldstraat, aan de overkant van de Kruiskapel. Niet te verwonderen dat ook hun molen tijdens de 19de eeuw in de volksmond 'Sinnesaels molen' werd genoemd. ![]() De Veldmolen ten zuiden van de Veldstraat (dus op Tuimelaars/Moorsleeds grondgebied) tijdens WOI (Duitse militaire prentbriefkaart). In 1850 kreeg de oorspronkelijke staakmolen, staande op 4 teerlingen (= gemetselde vierkante funderingspalen) een ingebouwde voet, bovenop een molenwal. Vanaf toen werd hij enkel nog gebruikt voor het malen van koren. ![]() Bidprentje van Pieter-Joannes Sinnesael In 1876, na de dood van Barbara Theresia Vanneste, weduwe van Carolus Sinnesael, werd (om uit onverdeeldheid te treden) in de herberg 'den Tuimelaere' een openbare verkoping gehouden van de Veldmolen, plus de hoeve, de schuur, de stallingen, de tuin, de weide en landerijen. De molen kwam toe aan de jongste zoon Pieter-Joannes Sinnesael, weduwnaar van Theresia Baert en hertrouwd met Theresia Roelens. In 1877 installeerde de nieuwe eigenaar-molenaar een gasmotor om ook te kunnen malen bij te weinig wind.
In 1892, na het overlijden van Pieter-Joannes Sinnesael, werd zijn zoon Hendrik Sinnesael (1861-1923), gehuwd met Marie-Louise Persoon (1868-1916), de nieuwe en tegelijk laatste eigenaar. Vanaf 1904 raakte Sinnesaels molen echter wat in verval. ![]() De Veldmolen op het einde van Wereldoorlog I, enige tijd voor de totale verwoesting (1918) In het laatste jaar van Wereldoorlog I, op 27 februari 1918, werden Sinnesaels hoeve en molen compleet vernield. Het puin van de molen wendde men later aan voor de heropbouw van de St. Lodewijksschool in Beitem. ![]() Naast deze boerderij in de Mgr. Catrystraat, 23 stond zo'n 150 jaar lang de Veldmolen (© Google Streetview). In 1922 kreeg Henri Sinnesael in 1922 de toestemming van de overheid om bij zijn wederopgebouwde hoeve in de Veldstraat een stoomtoestel te plaatsen voor een maalderij waarin voortaan op mechanische wijze het graan werd gemalen. De huidige bewoner van de hoeve (Mgr. Catrystraat 32) is Danny Sinnesael, kleinzoon van Firmin Sinnesael, die er ooit een vlasroterij en -zwingelarij had.
Een Duitse militaire begraafplaats tijdens WO I![]() ![]() Toegangspoort van het Duits kerkhof bij de Veldmolen in de Veldstraat in 1917 (Coll. Johan Delbecke-Roeselare). De meesten onder ons weten het welicht niet: tijdens de Eerste Wereldoorlog was nabij de Veldmolen in de Veldstraat een Duits kerkhof aangelegd. Het was het werk van het Duits Garde-Füsilier-Regiment dat een 3-tal weken, vanaf halfweg oktober tot 5 november 1917, werd ingekwartierd in privéwoningen op de Tuimelarehoek. Van daar uit nam deze militaire eenheid deel aan de zeer bloedige Derde Slag bij Ieper, beter bekend als de Slag van Passchendaele (31 juli - 10 November 1917). ![]() De T(h)uim(m)elaerehoek in de memoires van de bevelhebber van het Duitse Regiment. Nabij de Veldmolen in de Veldstraat richtte het regiment een eigen begraafplaats in voor de 40 manschappen die aan het front sneuvelden. De preciese plaats van het kerkhof is echter niet te achterhalen. Een Duitse blad uit 1922 maakte enkel melding van "Duitse graven nabij de Veldmolen in Beitem". Het Duitse regiment vertrok op 5 november 1917 en liet de begraafplaats onbeheerd achter. Het kerkhof kan al vernield zijn geweest in 1918, door de systematische zware artilleriebeschietingen tijdens het geallieerd eindoffensief. Volgens de historicus Jan Vancoillie werden de stoffelijke resten van de 40 militairen in 1922 overgebracht naar een Duitse begraafplaats bij St-Pieter (Ledegem). Halfweg de jaren 1950 werden ze daar nogmaals ontgraven en vonden hun laatste rustplaats op de necropool Menen Wald, samen met zowat 48.000 andere Duitse gesneuvelden in de "grooten oorlog".
|