De Tuimelare. Een plek om lief te hebben

  Zoek op deze site met FreeFind

Wed. Robert Kirkpatrick-Rolin

Kadasterplan van de gemeente Moorslede uit 1946 (Foto: Linda Malfait).
Een kadasterplan van de gemeente Moorslede uit 1946 (Foto: Linda Malfait).

Linda Malfait: "Op het hierboven afgebeelde kadasterplan van de gemeente Moorslede uit 1946 is, in de kern van de Tuimelare, het stuk grond (met blauwe stip) afgebeeld dat toen toebehoorde aan mijn grootouders Achiel Grymonprez en Marie Samyn, de uitbaters van de vroegere herberg De Tuimelare. Achter en naast dat stuk grond lagen er twee zogeheten "belendende percelen" (aangeduid met gele stip) die allebei eigendom waren van een zekere "Kirckpatrik - Rolin, Wed. Robert". Die namencombinatie klinkt echt wel ongewoon op de Tuimelare. Een vreemde eend in de bijt ...Om welke eigenaar ging het hier? Was het een weduwe of een weduwnaar? Je zou voor minder nieuwsgierig worden!"

De stamboom van Henriette Rolin Jaequemyns
   Edouard Jaequemyns (1806-1874)                       broer van
x Marie R van Zantvoorde (1818-1842)
   Joseph Jaequemyns (1785-1852)
x Amelia J Brouckaert (1785-1857)
   Emilie Jaequemyns (1842-1906)
x Gustave Rolin- Jaequemyns (1835-1902)
   Louise Jaequemyns (1817-1891)
x Virginio Armellini (1816-1908)
   Henriette Rolin-Jaequemyns (1875-1965)
x Robert Kirkpatrick (1865-1901)
   Amalia Armellini (1848-1931)
x Camille De Bast (1845-1927)

L. Malfait: "Na heel wat omzwervingen in archieven, genealogische bronnen en internetsites kwam ik erachter dat een zekere Henriette Rolin-Jaequemyns (1875-1965) de toenmalige eigenares was van die twee stukken grond naast de herberg De Tuimelare. Zij behoorde tot de voorname aristocratische familie Jaequemyns (*), waarvan enkele leden tijdens de 19de eeuw een hooggeplaatste positie bekleedden in de Belgische politiek, rechtspraak en industrie."

"Henriette Rolin-Jaequemyns werd geboren in Gent op 31 januari 1875 als dochter van de illustere topdiplomaat, rechtsgeleerde en Minister van Binnenlandse Zaken (1878–1884) Gustave Rolin en van Emilie Jaequemyns (1842-1906). Na zijn huwelijk met Emilie Jaequemyns in 1859, voegde Gustave de familienaam van zijn vrouw toe aan zijn eigen achternaam. Daardoor bezaten zijn nakomelingen, inclusief zijn dochter Henriette, die dubbele achternaam Rolin-Jaequemyns."
(*) In het Rijksarchief en andere historische en genealogische bronnen worden verscheidene varianten van deze familienaam gebruikt, zoals Jacquemijns, Jaecquemijns, Jacquemins, Jacquemyns en Jaquemyns.

Gustave Rolin aan het werk in zijn bureau in Bangkok. Aquarel van zijn dochter Henriette Rolin-Jaequemyns
We hebben van Henriette Rolin geen afbeelding gevonden. Wél deze aquarel waarop ze haar vader Gustave
Rolin-Jaequemyns heeft vereeuwigd aan zijn bureau in Bangkok (Bron: online.pele-mele.be).

L. Malfait: "Henriette Rolin-Jaequemyns groeide als jong meisje op in Bangkok, de hoofdstad van Siam (het huidige Thailand), waar haar vader tussen 1801 en 1901 juridische topadviseur was van de koning. Ze leerde er de naaste medewerker (en plaatsvervanger) kennen van haar vader, namelijk de advocaat Robert John Kirkpatrick de Closeburn. De voorouders van deze Robert waren tijdens de 18de eeuw uit het Schotse plaatsje Closeburn uitgeweken naar ons land. Op die boeiende voorgeschiedenis van de Kirkpatrick-clan gaan we verder op deze pagina nader in."

Aankondiging van het huwelijk van Henriette Rolin Jaequemyns met Robert Kirkpatrick in Bangkok in 1896.
Aankondiging van het huwelijk van Henriette Rolin Jaequemyns met Robert Kirkpatrick in Bangkok in 1896
(Bron: Archief UGent).

L. Malfait: "Op 5 mei 1896 trouwden de 21-jarige Henriette en de 31-jarige Robert in Bangkok. Maar vijf jaar later, in 1901, overleed Robert op jonge leeftijd. Nog datzelfde jaar keerde vader Gustave Rolin om gezondheidsredenen uit Siam weer naar ons land. Henriette Kirkpatrick-Rolin kwam eveneens terug en vestigde zich met haar 2 kinderen, die allebei in Bangkok waren geboren, in St.-Pieters-Woluwe, een Brusselse gemeente met riante villawijken en weelderige parken langs de bekende Tervurenlaan. Haar hele leven bleef Henriette weduwe en stierf in 1965 op 90-jarige leeftijd".

"De op het eerste gezicht wat exotisch klinkende (en bovendien verkeerd geschreven!) naam "Wed(uwe) Kir[c]kpatrik-Rolin" op de hierboven afgebeelde kadasterkaart van de Tuimelare mag dan wel ontraadseld zijn, toch rijst meteen de vraag: hoe kwam Henriette Rolin-Jaequemyns uit St.-Lambrechts-Woluwe in het bezit van die 2 stukken grond op de Tuimelare? Haar stamboom hierboven brengt een en ander aan het licht. We blijven binnen dezelfde familie Jaequemyns, maar volgen een zijtak ervan via ...Dadizele!"

Overlijdensbericht uit 1931 van Amalia Armellini (Bron: Archief  UGent).
Overlijdensbericht van Amalia Armellini in 1931 (Bron: UGent, Archief).

L. Malfait: "Henriettes grootvader Edouard Jaequemyns had een oudere broer Joseph, geboren en getogen in het Oost-Vlaamse dorp St.-Maria-Oudenhove. Joseph Jaecquemyns was een befaamde en gefortuneerde geneesheer, apotheker en wis- en natuurkundige. In 1814 trouwde hij met Amélie Josephine Brouckaert in het verre Dadizele. Het echtpaar had 4 kinderen, waaronder Louise Jaequemyns, die in het huwelijk trad met een Italiaanse advocaat Virginio Armellini. Deze laatste was, na de kortstondige Romeinse Revolutie van 1849, naar Brussel gevlucht samen met zijn vader, de vooraanstaande politicus Carlo Armellini. De dochter van Louise en Virginio, Amalia Armellini, trouwde met de Gentse industrieel en politicus Camille De Bast. Hun huwelijk bleef kinderloos. Zo erfde Henriette Rolin-Jaequemyns, na het overlijden van Camille (in 1927) en van Amalia (in 1931), de twee percelen nabij de Tuimelare herberg. Daarnaast verkreeg ze uit diezelfde nalatenschap ook een stuk grond in de Dadizelestraat waarop tot 1914 Debattens of Vergotens molen stond, genoemd naar de eigenaar De Bats of naar de molenaar Henri Vergote.

Kopstukken

"In deze geschiedenis van de familie Jaequemyns kwamen nogal wat vooraanstaande figuren voor, zowel bij de rechtsreekse afstammelingen als bij de aangetrouwden. Hier volgt een lijst met een gedetailleerd profiel van elk van deze kopstukken."

Robert Kirkpatrick (1865-1901)

Dit is wat nog overblijft van het kasteel van Kirkpatrick-clan in Closeburn, in het graafschap Dumfriesshire in het Zuid-Westen van Schotland
Dit is wat nog overblijft van het kasteel van de Kirkpatrick-familie in Closeburn, in het oude graafschap
Dumfriesshire (nu Dumfries & Galloway) in het Zuid-Westen van Schotland.

Robert Kirkpatrick, voluit Robert John Kirkpatrick of Closeburn, was de echtgenoot van Henriette Rolin-Jaequemyns, die halfweg de vorige eeuw de eigenares was van 2 stukken grond vlakbij de herberg de Tuimelare. Robert werd geboren op 8 mei 1865, vermoedelijk in de Brusselse gemeente Elsene. Als advocaat werd hij in 1894 een naaste medewerker van de wereldwijd prominente jurist Gustave Rolin-Jaequemyns in Bangkok, de hoofdstad van Siam (het huidige Thailand). Daar huwde hij, 2 jaar later, met Henriette Rolin-Jaequemyns, de dochter van zijn baas. Het koppel had twee kinderen. Totaal onverwacht overleed Robert Kirpatrick in Brussel op 4 april 1901, op 35-jarige leeftijd.

Robert was een afstammeling van een eeuwenoude en breed vertakte adellijke familie uit Schotland. Zijn achternaam is een samenvoeging van "Kirk", het Schotse woord voor "kerk", en van "Patrick", de naam van de bisschop, die Ierland in de 5de eeuw bekeerde tot het christendom en die de populaire beschermheilige is van Ierland. De familienaam Kirkpatrick betekent dus zoveel als "kerk van St.-Patrick".

De voorouderlijke landerijen van de Kirkpatrick-clan dateerden uit de 9de eeuw en lagen aan de rand van Closeburn, een dorp in het oude graafschap Dumfriesshire (nu deel uitmakend van het raadsgebied Dumfries and Galloway) in Zuid-West Schotland. In de dorpskom van Closeburn staat trouwens vandaag nog een voormalig parochiekerkje, toegewijd aan Sint-Patrick. Mogelijk al vanaf de 12de eeuw bezat het geslacht Kirkpatrick in Closeburn een landgoed, "Closeburn Castle" geheten.

In 1685 werd het toenmalig clanhoofd Sir Thomas Kirkpatrick of Closeburn door koning James II van Engeland (tegelijk James VII van Schotland) vereerd met de erfelijke eretitel van "baronet" (afgekort Bt.), die werd toegekend aan lagere (land)adel. Het wapenschild van de baronet van Closeburn droeg het motto "I Mak Sikker", wat in het hedendaags Engels zoveel betekent als "I make sure", vrij vertaald "Ik zorg ervoor".

Portret van James II and VII, koning van Engeland, Ierland en Ierland. Schilderij van Godfrey Kneller uit 1684 (Bron: Wikimedia)
Portret van James II and VII, koning van Engeland, Ierland en Schotland. Schilderij van Godfrey Kneller uit
1684 (Bron: Wikimedia/Londen, National Portrait Gallery).

In 1748 werd het kasteel van Closeburn goeddeels door brand verwoest en later, in 1778, verkocht door het clanhoofd Sir James, de 4de baronet van de familie Kirkpatrick. In die 18de eeuw maakte Schotland een turbulente revolutionaire periode door. De hierboven vermelde katholieke dubbelmonarch James II van Engeland/James VII van Schotland was in 1688 van de troon gestoten door de protestantse Willem III, prins van Oranje (echtgenoot van zijn dochter Mary II Stuart), en leefde in ballingschap in Frankrijk. Na de kroning van Willem III en Mary II werd de Presbyteriaanse Church of Scotland in eer gesteld. De minderheid van Schotse katholieken deed er alles aan om de verbannen koning James terug op de Brits-Schotse troon krijgen. Dat leidde in Schotland tot een reeks felle opstanden van de Jakobieten (= loyale aanhangers van de verdreven katholieke koning Jakobus, James in het Engels), tegen de protestantse Britse monarchie. Het Schotse verzet werd tenslotte neergeslagen tijdens de Slag bij Culloden in 1764.

Een van de opstanden van de Schotse Jakobieten tegen het protestants bewind van Willem III (Bron: Wikimedia).
Een van de opstanden van de Schotse Jakobieten tegen het protestants bewind van Willem III (© Wikimedia).

Na de definitieve militaire nederlaag werden de katholieken in Schotland vervolgd en gediscrimineerd. Ze mochten geen openbare ambten bekleden of studeren aan de universiteit, ze verloren hun stemrecht en het aantal kerkgangers werd beperkt. Vele religieuzen werden gevangengezet of verbannen. Er volgde een hardhandige onderdrukking van de vele Schotse clans, vooral die van de Highlands. Die kregen het verbod opgelegd om kledij in geruite wollen stof - waaronder de kilt - te dragen, om de doedelzak te bespelen en om het Gaelic, de Schotse variant van de Keltische taal, te spreken. De clanhoofden mochten niet langer beschikken over een eigen privéleger. Al deze strenge maatregelen bleven bestaan tot het eind van de 18de en zelfs het begin van de 19de eeuw. Pas na het overlijden van de laatste troonpretendent uit het huis Stuart, in 1788, schafte de overheid allerlei belemmeringen en straffen gaandeweg af.

Geen wonder dat veel - zowel katholieke als protestantse - leden van de Kirkpatrick-clan, wegens de aanhoudende politieke onrust, naar het buitenland verhuisden. Ze zwermden uit over heel westelijk Europa, vooral in de katholieke landen Ierland, Frankrijk, Spanje, Italië en België. Ze emigreerden ook naar de VS en Canada, naar enkele Zuid-Amerikaanse landen en zelfs naar het verre Australië. De uitgeweken Kirkpatricks waren zeer ondernemende edellieden die zich op het Europese vasteland ontpopten tot succesrijke handelslui, die diplomatieke posten veroverden en die, via huwelijken, omhoog klommen op de maatschappelijke ladder.

William Kirkpatrick of Closeburn, de grootvader van de latere Franse keizerin Eugénie (Bron: Wikimedia).
William Kirkpatrick of Closeburn, grootvader van de latere Franse keizerin Eugénie
(Bron: Wikimedia).

Een goed voorbeeld van een zorgvuldig geplande verbintenis tussen enerzijds een oud Schots adellijk geslacht en anderzijds de continentale aristocratische elite was baron William Kirkpatrick, afkomstig uit het Schotse Closeburn (1764-1837). Omwille van zijn katholieke geloof en zijn Jakobijnse sympathieën week hij uit naar het Zuid-Spaanse Malaga, waar hij een aantal jaren het VS-consulaat openhield en naderhand groothandelaar was in wijnen. William kon toen niet vermoeden dat hij de grootvader zou worden van de latere Franse keizerin Eugénie!

Stamboom van de laatste keizerin van Frankrijk Eugénie de Montijo y de Kirkpatrick.
Stamboom van Eugénie de Montijo y de Kirkpatrick, de laatste keizerin van Frankrijk. (Bron: Wallace James
Kirkpatrick. Kirkpatrick Family History https://kirkpatrickaustralian.com/

Dat zat zo. In 1791 trouwde William Kirkpatrick met de in Luik geboren Marie Françoise de Grivegnée (1769-1822), de oudste dochter van zijn plaatselijke handelspartner, baron Henri de Grivegnée. Het koppel had 5 kinderen. Een van hen, Maria Manuela, huwde met ene graaf Cipriano Palafox. Hun jongste dochter Eugénie de Montijo, markiezin van Ardales, Moya en Osera, trad in 1853 in het huwelijk met de laatste Franse keizer Napoléon III (1808-1873).

De Franse keizerin Eugenie de Montijo de Montijo
De Franse keizerin Eugenie. Schilderij van Franz Xaver Winterhalter, 1853 (Bron: Wikimedia).

In 1870 werd de Franse keizer afgezet en keizerin Eugénie vluchtte naar Engeland. Ze overleed in Madrid in 1920 en ligt, samen met haar echtgenoot en zoon, begraven in de keizerlijke crypte van de Sint-Michaelsabdij in het Engelse Farnborough.

Stamboom van Robert Kirckpatrick (Bron: Patrick Libbrecht/Geneanet).
Stamboom van Robert Kirkpatrick (© Patrick Libbrecht op Geneanet ( https://nl.geneanet.org/profil/abbepatrick ).

Nog een andere tak van de familie Kirckpatrick uit het Schotse Closeburn belandde in België. De oudst bekende sporen hiervan gaan terug tot halfweg de 18de eeuw, zoals u kan zien op de bovenstaande stamboom van Robert Kirkpatrick, de man van Henriette Rolin-Jaequemyns.

  • De verste voorvader, voor zover ons bekend, was John Kirkpatrick, die in 1760 werd geboren in Oostende, en die tijdens zijn leven Brits consul was in de Normandische havenstad Le Havre én vice-consul in het Spaanse Adra. Hij was gehuwd met de 10 jaar oudere Janetta Stothert, die eveneens in Oostende het levenslicht zag. John stierf in Honfleur in 1828, nabij Le Havre (aan de overkant van de monding van de Seine). Zijn vrouw overleed daar in 1845 (Bron: Michel Nowé/Almanach de Gand https://nl.geneanet.org/profil/almanachgand ).

  • Het koppel had een zoon, William-Escott Kirkpatrick of Closeburn (1790-1867), die in Oostende werd geboren. William-Escott was drankenhandelaar in Le Havre. In 1856 trouwde hij in Londen met de Engelse Elisa-Ann Parkinson (1787-1871).

  • Ze hadden 4 kinderen, waaronder Robert-Stothert Kirkpatrick, geboren in 1828 in Le Havre. In 1856 trad hij in de echt met Caroline Van Baerle in Brussel, waar hij werkte als ingenieur en stierf in 1888. Robert-Stothert en Caroline hadden op hun beurt twee zonen, allebei geboren in Elsene.

    1. De oudste was William-Parkinson Kirkpatrick (1858-1933), die werkte als ingenieur, zoals zijn vader. In 1924 werd hem het Belgisch staatsburgerschap verleend door Kamer. In 1933 overleed hij in zijn woonplaats Ukkel.

    2. De tweede zoon was 'onze' Robert John Kirkpatrick de Closeburn, geboren op 8 mei 1865. Hij was advocaat en werd in 1894 een naaste medewerker van de Belgische topdiplomaat Gustave Rolin-Jaequemyns in Bangkok, de hoofdstad van Siam (nu Thailand). Daar trouwde Robert Kirkpatrick in 1896 met Gustaves dochter Henriette Rolin-Jaequemyns. Hij overleed in Brussel op 4 april 1901, op 35-jarige leeftijd. Het koppel liet twee kinderen na: een dochter Nelly Kirkpatrick (1898-1986) en een zoon Robert Kirkpatrick (1899-1959).

Gustave Rolin-Jaequemyns (1835-1902)

Gustave Rolin-Jaequemyns. Portret door Georges Montenez (Bron: Wikimedia).
Portret met handtekening van Gustave Rolin-Jaequemyns, gemaakt door Georges
Montenez (Bron: Wikimedia).

Gustave Rolin-Jaequemyns was de vader van Henriette Rolin-Jaequemyns, de vrouw die de 2 percelen grond bezat naast de herberg de Tuimelare. Hij was een vooraanstaande rechtsgeleerde en grondwetsdeskundige. Bovendien was hij politiek actief als voorman van de invloedrijke Liberale Partij in Gent, als diplomaat, als parlementslid en als Minister van Binnenlandse Zaken.

Gustave stamde uit de oude, zeer welstellende familie Rolin, waarvan de Vlaamse tak al in de 14de en 15de eeuw bekendheid kreeg dankzij Nicolas Rolin, de kanselier van Filips de Goede, hertog van Bourgondië. Dank zij de rijkdom die hij verzamelde kon Rolin zijn kinderen uithuwelijken aan leden van de Bourgondische adel. Vanaf de 17de eeuw kwamen de Rolins vooral voor onder de notabelen van Kortrijk. In de 19de eeuw trokken sommige leden van de familie naar Gent en Brussel, o.m. Hippolyte Rolin, een vooraanstaand advocaat en liberaal politicus, die een aantal jaren volksvertegenwoordiger en Minister van Openbare Werken was.

Gustave Rolin-Jaequemyns werd geboren te Gent in 1835, als de oudste van 18 kinderen in het gezin van Hippolyte Rolin. Vanaf zijn jeugd was zoon Gustave een getalenteerde musicus. Tijdens zijn studiejaren aan het Gymnasium in Gent componeerde hij koorwerken en reisde hij naar Engeland en naar Parijs. Hij luisterde vaak privé-bijeenkomsten op met een pianorecital of met een voor de gelegenheid samengesteld kamerorkest. Aan de Gentse universiteit Gent profileerde Gustave Rolin zich als een sociaalvoelend liberaal en tegelijk als een voorvechter van de opkomende Vlaamse Beweging. Als doctor in de Rechten én in Politieke en Administratieve Wetenschappen werd hij in 1857 advocaat bij het Hof van Beroep in Gent.

In 1859 trouwde Gustave Rolin met de 16-jarige Emilie Jaequemyns (1842-1906), de enige dochter van de gefortuneerde arts en liberaal politicus Edouard Jaequemyns. Sindsdien voegde hij bij zijn eigen familienaam Rolin ook die van zijn vrouw toe, en ging voortaan door het leven met de dubbele achternaam Rolin-Jaequemyns. Uit het huwelijk kwamen 5 kinderen voort: 2 zonen en 3 dochters, waaronder Henriette, die later de twee percelen grond erfde op de Tuimelare.

Gustave Rolin-Jaequemyns was en bleef een van de belangrijkste spreekbuizen van de progressieve vleugel binnen de liberale beweging. In 1866 stond hij mee aan de wieg van de Vlaamsche Liberale Vereniging én van de coöperatieve Gentsche Volksbank. Het jaar daarop was Rolin betrokken bij het 9de Congres van de Nederlandsche Taal- en Letterkunde in Gent, dat erin slaagde om de bekende schrijver Multatuli als spreker te hebben. Voor het vlaamsgezinde liberale Willemsfonds hield hij een reeks voordrachten over de Belgische grondwet, die hij later publiceerde.

Gustave Rolin-Jaequemyns (Bron: Wikimedia).
Gustave Rolin-Jaequemyns (Bron: Wikimedia).

Als jurist verwierf Gustave snel een stevige reputatie, zelfs buiten onze landsgrenzen. In 1868 was hij de medestichter en redacteur van het gezaghebbend tijdschrift "Revue de Droit International et de Législation Comparée", dat zich toelegde op vergelijkende rechtswetenschappen. In 1873 richtte hij het prestigieuze "Institut de Droit International" op. Vanaf 1878 tot 1892 was hij er achtereenvolgens voorzitter en ere-voorzitter van. Dit "Instituut voor Internationaal Recht", dat nog steeds bestaat, houdt zich, sinds zijn ontstaan bezig met de studie van de verscheidene rechtssystemen, de formulering van internationale rechtsregels, het beslechten op vreedzame wijze van geschillen en de naleving van het internationaal oorlogsrecht. In 1904, twee jaar na de dood van Gustave Rolin-Jacqemyns, werd het Instituut bedacht met de Nobelprijs voor de Vrede.

In 1878 werd Gustave verkozen als volksvertegenwoordiger voor de Liberale Partij. Vanaf datzelfde jaar tot 1884 bekleedde hij het ambt van Minister van Binnenlandse Zaken in de homogeen liberale regering Frère-Orban. Het kabinet voerde een uitgesproken antiklerikaal beleid. De uitvaardiging, in 1879, van de nieuwe Schoolwet, die een beknotting inhield van het vrij katholiek onderwijs, veroorzaakte in ons land een hevige Schoolstrijd. Minister Gustave Rolin-Jaequemyns speelde een belangrijke rol bij de totstandkoming van die fel omstreden Schoolwet. Hoewel hij zelf gelovig was werd hij ongenadig onder vuur genomen door de katholieke oppositie en in de pers. Dat leidde bij de parlementsverkiezingen van 1884 tot een klinkende overwinning van de Katholieke Partij én tot een verpletterende nederlaag van de Liberale Partij. Edouard Rolin verdween uit de regering en werd 2 jaar later niet herverkozen als volksvertegenwoordiger.

Nu zijn politieke rol op nationaal vlak was uitgespeeld plooide Edouard zich terug op zijn vele activiteiten in Gent. Hij kon zich weer voluit bezig houden met het tijdschrift "Revue de Droit international" en met het "Instituut voor Internationaal Recht". In 1889 werd hij door koning Leopold II benoemd tot raadgever inzake diens Congobeleid en in 1890 tot vice-voorzitter van de Hoge Raad voor de Onafhankelijke Congostaat.

Gustave Rolin-Jaequemyns (Bron: Wikimedia).
Gustave Rolin-Jaequemyns in Siamese staatsiekleding (Bron: Wikimedia
Commons/Court Museum of Thailand).

Een débâcle in het bedrijf van een van zijn broers, voor wie hij financieel borg had gestaan, dwong Gustave Rolin-Jaequemyns om uit te kijken naar een nieuwe betaalde baan. In 1892 ging hij in op een verzoek van Rama V (Chulalongkorn), koning van Siam (het huidige Thailand) om diens juridische topadiseur te worden. In het verre Bangkok werd hij bijgestaan door een schare jonge (overwegend Belgische) juristen. Een van hen was Robert Kirkpatrick, die trouwde men zijn dochter Henriette Rolin-Jaequemyns, de latere eigenares van de 2 stukken grond op de Tuimelare. Als grondwetspecialist met internationale faam droeg Gustave bij tot een snelle hervorming naar westers model van de staatsstructuur, de administratie, het belastingsstelsel en de nationale begroting van Siam. Gustave speelde een cruciale rol bij de modernisering van het rechtsstelsel, dat nog op feodale en traditioneel boedhistische leest was geschoeid. Hij maakte zich nuttig bij de planning van openbare werken (m.n. het netwerk van spoorwegen in het land).

Gustave Rolin- Jaequemyns tijdens een boottocht nabij de Siamese hoofdstad Bangkok (Bron: Wikimedia).
Gustave Rolin- Jaequemyns (vooraan rechts zittend) tijdens een boottocht nabij Bangkok. Zijn dochter Henriette
en haar man Robert Kirkpatrick bevonden zich vrijwel zeker in dit gezelschap. Rara, waar ? (© Wikimedia)

Rolin-Jaequemyns's politieke invloed in Siam was zo groot was dat hij werd omschreven als "de tweede koning van Siam". De Thailanders eren hem nog steeds als de man die ervoor heeft gezorgd dat hun land het enige is in de regio dat nooit door een westerse mogendheid werd gekoloniseerd. De Britten en vooral de Fransen hadden namelijk hun oog laten vallen op Siam. Maar na een jarenlange pendeldiplomatie slaagde Rolin-Jaequemyns erin om Frankrijk, in 1896, een verdrag te laten tekenen dat de Siamese onafhankelijkheid erkende. Als enige buitenlander ooit verwierf Gustave in 1892 in Thailand, de hoogste mogelijke adellijke titel van hertog. Voor zijn verdiensten kreeg hij een borstbeeld in de voortuin van de (door hem gestichte) rechtsfaculteit van de Thammasat-universiteit in Bangkok. Veel later, in 2013, zal hij worden geëerd in Brussel met een borstbeeld dat werd onthuld in de tuin van de Thaise ambassade.

Emilie Jaequemyns (links) en haar man Gustave Rolin (2de van rechts) in hun woning in Bangkok (Bron: Wikimedia)
Emilie Jaequemyns (links) en haar man Gustave Rolin (2de van rechts) in hun woning in Bangkok, waar
Gustave van 1893 tot 1899 de persoonlijke raadgever was van de Siamese koning (Bron: Wikimedia).

Er vielen Gustave Rolin-Jaequemyns nog tal van andere eervolle onderscheidingen te beurt: in eigen land was hij Commandeur in de Leopoldsorde en in Frankrijk Groot-Officier van het Légion d'Honneur (Legioen van Eer). Hij was lid van het Permanent Arbitragehof in Den Haag en van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen en Schone Kunsten van België. Hij kreeg het eredoctoraat van de "Université Libre de Bruxelles" (ULB), alsook van de universiteiten van Oxford, Cambridge en Edinburgh.

Doodsbrief van Gustave Rolin Jaequemyns (Bron: UGent, Archief)
Doodsbrief van Gustave Rolin Jaequemyns (Bron: UGent, Archief).

Getekend door het harde werk in het ongezonde tropische klimaat van Siam keerde Rolin-Jaequemyns in april 1901, samen met zijn vrouw Emilie, terug naar ons land, naar hun woning aan de Wetstraat nr. 155 (waar nu het Résidence Palace en het Internationaal Perscentrum zijn gevestigd) in de Brusselse gemeente Ukkel. In november van hetzelfde jaar moest hij het bed houden met een hartaandoening en een bronchitis en hij overleed op 9 januari 1902 op 67-jarige leeftijd. Na een uitvaartmis in de parochiekerk van Etterbeek werd Gustave begraven op het kerkhof van Laken. Vier jaar later werd het stoffelijk overschot van zijn overleden vrouw Emilie bijgezet naast zijn graf.

Edouard Jaequemyns (1806-1874)

Edouard Jaequemyns (1806-1874)
Edouard Jaequemyns (1806-1874)

Edouard Jaequemyns was de grootvader (langs moeders kant) van Henriette Jaequemyns, de eigenares van de 2 stukken grond op de Tuimelare. Edouard werd geboren in 1806 in het Oostvlaamse dorp Verrebroek. Hij studeerde aan de universiteit van Luik en promoveerde er tot doctor in de geneeskunde, in de farmaceutische wetenschappen en in de wis- en natuurkunde (1830). Edouard werd leraar chemie aan de Nijverheidsschool in Gent (1831-1844). Daarnaast gaf hij ook les in natuur- en scheikunde plus sterrenkunde aan het Atheneum van Gent. In die periode schreef hij meerdere wetenschappelijke verhandelingen die indruk maakten in de kringen van geleerden op het gebied van chemie. Hij wordt beschouwd als een van de pioniers van het hoger technisch en agrarisch onderwijs in ons land.

In 1839 trad Edouard Jaequemyns in het huwelijk met Maria Rosalia van Zantvoorde (1818-1842). Zij stamde uit een Gentse patriciërsfamilie, die rijk was geworden in de textielindustrie. Edouard en Maria kregen in 1842 een dochter Emilie, die later zal huwen met Gustave Rolin, de vader van Henriette Jaequemyns. Maria stierf enkele dagen na de geboorte van Emilie. Edouard bleef zijn hele leven weduwnaar.

Hij ging zijn scheikundige kennis benutten in de textielfabriek van zijn oom Jean Voortman, die afkomstig was uit een tak van de familie van zijn overleden vrouw. In 1844 vestigde Edouard Jaequemyns zich in de Antwerpse Kempen, in het dorp Heerle (Minderhout), dat nu deel uitmaakt van Hoogstraten. Daar kocht hij 236 hectare heidegronden aan om er landbouwpercelen van te maken. De schrale gronden liet hij over de hele oppervlakte verbeteren door intensieve bemesting. Later verwierf hij, samen met Jean Voortman, nog meer heidegronden, zodat hij in totaal zo'n 2.000 hectare bezat. In 1853 richtte hij in Heerle een steenfabriek op. Hij had oog voor de noden van de arbeiders en liet er in Heerle een 40-tal arbeiderswoningen voor bouwen. Voor zijn dochter Emilie was Heerle het paradijs op aarde. Ze vond er haar passie als kunstschilder.

Doodsbrief van Edouard Jaequemyns (Bron: Archief UGent).
Doodsbrief van Edouard Jaequemyns (Bron: Archief UGent).

Edouard Jaequemyns was ook opvallend actief in de politiek. Vanaf 1848 tot 1857 was hij voor de Liberale Partij gemeenteraadslid van Gent. Tussen 1848 en 1854 zetelde hij in de provincieraad van Oost-Vlaanderen. In 1857 werd hij zelfs verkozen tot liberaal volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Gent in het nationaal parlement. Hij vervulde dit mandaat tot in 1870. In die periode was hij tevens voorzitter van de Provinciale Landbouwmaatschappij van Oost-Vlaanderen. In 1874 overleed Edouard Jaequemyns op 68-jarige leeftijd in Minderhout. Na een uitvaartmis in de Sint-Anna­kerk in Gent werd hij begraven op het kerkhof van Minderhout. Naast de Sint-Clemenskerk aldaar staat zijn imposante familiegrafmonument.

Joseph Jaequemyns (1814-1852)

Edouard Jaequemyns, de grootvader van Henriette, had een oudere broer Joseph, die rond 1785 werd geboren in het Oost-Vlaams dorp Sint-Maria-Oudenhove. Joseph Jaequemyns was een zeer bekende en gefortuneerde geneesheer, apotheker en wis- en natuurkundige. Op 9 februari 1814 trad hij in Dadizele in het huwelijk met Amélie Josephine Brouckaert (1785-1857). Amélie was de dochter van Pierre-Jacques Brouckaert, een al even befaamde geneesheer ("chirurgijn"). Joseph Jaequemyns maakte in héél Zuid-West-Vlaanderen grote naam als dokter. In 1814 stond hij vermeld als "officier de santé" en een paar jaar later als "doctoor in de geneeskunde". In 1823 maakte hij deel uit van de "Provinciale Commissie van geneeskundig onderzoek en surveillancie". Al in 1809 schreef dr. J. Jaequemyns, op verzoek van de Franse bezetter, een boekje over de voordelen van inentingen met een vaccin tegen koepokken. Deze tekst werd gestuurd naar alle burgemeesters van het Departement van de Leie, met het verzoek om die door te geven aan de plaatselijke pastoor, dokter, vroedvrouw, schoolmeester en alle andere bewoners (boeren) die er baat bij hadden.

In 1816, tijdens het Hollands Bewind, kreeg dr. Jaequemyns de toestemming om een "Maatschappij ter Bevordering der Genees- en Heelkunde" op te richten in Kortrijk. In 1829 verscheen bij de drukkerij/uitgeverij Van Hee een reeks boekjes, hetzij geschreven, hetzij vertaald door Joseph Jaequemyns, over o.a. de soorten bevallingen, bloedverlies, razernij en kinder- en koepokken. In de inleiding werd Joseph Jaequemyns omschreven als lid van het Koninklijk Genootschap van de Nationale Literatuur in Brugge, van het Koninklijk Genootschap van Schone Kunsten en Letteren in Gent, én als lid van medische commissies in Brussel, Luik, Maastricht, Madrid en tal van steden in Frankrijk.

Doodsbrief van Louise Jaequemyns, de vrouw van Virginio Armelini (Bron: Archief UGent).
Doodsbrief van Louise Jaequemyns, vrouw van Virginio Armelini (Bron: Archief UGent).

Uit het huwelijk van Joseph en Amélie werden 4 kinderen geboren in Dadizele: Vitalis, Isidoor, Louise en Silana. Dochter Louise trouwde later met de Italiaanse advocaat Virginio Armellini, die samen met zijn vader politiek asiel had gekregen in ons land. Vader Joseph Jaequemyns stierf op 8 juni 1852 in Dadizele, op de leeftijd van 67 jaar.

Carlo Armellini (1777-1863)

Borstbeeld van de Italiaanse politicus Carlo Armellini aan de Piazza Bucarest in Rome (Bron: Wikimedia).
Borstbeeld van de Italiaanse politicus Carlo Armellini aan de Piazza Bucarest in Rome (Bron: Wikimedia).

Carlo Armellini was de grootvader van Amelia Armellini, van wie Henriette Rolin-Jaequemyns de 2 stukken grond erfde op de Tuimelare. Carlo was een vooraanstaand Italiaanse politicus, activist en jurist die als politieke banneling leefde in ons land vanaf 1948 tot zijn dood in 1863. Hij werd geboren in Rome in 1777. De Heilige Stad vormde destijds een onderdeel van de Pauselijke Staten. Als jonge en gematigde advocaat stond Carlo achter het vrij vernieuwende beleid van de toenmalige paus Pius IX. p> Maar op 15 november 1848 werd een dodelijke aanslag gepleegd op de minister van Justitie van de Pauselijke Staten. Er brak een revolutie uit tegen het kerkelijk bewind en Pius IX vluchtte weg. De pauselijke macht werd afgeschaft en vervangen door een voorlopige regering, waarvan Carlo Armellini de minister van binnenlandse zaken werd. Na algemene verkiezingen voor een grondwetgevende vergadering werd op 9 februari 1849 de Romeinse Republiek uitgeroepen. Carlo Armellini maakte deel uit van het driemanschap (triumviraat) dat leiding gaf aan de Romeinse Republiek.

Maar de Republiek was slechts van korte duur. De Franse keizer Lodewijk Napoleon III Bonaparte (de man van de hoger vermelde keizerin Eugénie!) stuurde troepen naar Rome om er de wereldlijke macht van de paus te herstellen. Na een wekenlange belegering moest het Republikeinse leger, aangevoerd door Garibaldi, zich terugtrekken uit Rome. Het triumviraat (met Carlo Armellini) trad af en ontbond de jonge Romeinse Republiek op 30 juni 1849.

De Italiaanse politieke balling Carlo Armellini woonde in dit huis in Karel VI straat, 4 in de Brusselse deelgemeente St.-Joost-ten-Node (Bron: Wikimedia).
De Italiaanse politieke balling Carlo Armellini woonde in dit huis in Karel VI straat, 4 in de Brusselse gemeente
St.-Joost-ten-Node. Op de voorgevel is een gedenksteen aangebracht (Bron: Wikimedia).

De bezittingen van Armellini werden in beslag genomen door de aanklacht dat hij een deel van de staatskas in eigen zak zou hebben gestoken. Hij werd gedwongen tot ballingschap. Samen met zijn zoon Virginio kwam hij in België terecht als politieke vluchteling. Het tweetal vestigde zich in een huis in de Karel VI straat 4 van de Brusselse gemeente St.-Joost-ten-Node. Op de voorgevel van de woning is een gedenksteen aangebracht. Carlo Armellini overleed er op 6 juni 1863 en heeft zijn laatste rustplaats op het kerkhof van Laken.

<p><center><img style=
Doodsbrief van Virginio Armelini, de man van Louise Jaequemyns (Bron: Archief UGent).

Armellini's zoon Virginio (1816-1908) ontmoette in Dadizele Louise Jaequemyns (1817-1891) en trouwde met haar. Ze gingen wonen in St.-Joost-ten-Node. Louise overleed er in 1891 en ligt begraven op het kerkhof van diezelfde gemeente. Virginio stierf in 1908. Ze lieten één dochter achter, Amalia Armellini, die getrouwd was met de Gentse industrieel en politicus Camille De Bast. Amalia overleed in 1931 in haar geboortestad Rome. Na een uitvaartdienst in de St.-Martinuskerk in Gent werd ze begraven op de stedelijke Westerbegraafplaats. Omdat het echtpaar Amalia Armellini-Camille De Bast geen kinderen had kreeg Henriette Rolin-Jaequemyns in 1931 een deel van de erfenis, o.m. de 2 stukken grond in de Tuimelarewijk.

Camille De Bast (1845-1927)

Camille De Bast (Bron: Liberas/verkiezingsaffiche van de liberale parij voor de Gentse gemeenteraadsverkiezingen van 1908)..
Camille De Bast op een verkiezingsaffiche van de Liberale Partij voor de
gemeenteraadsverkiezingen in Gent van 1908 (Bron: Liberas).

Camille De Bast was gedurende de 2de helft van de 19de eeuw een machtige industrieel en voorman van de Liberale Partij in Gent. Na zijn studies aan het Atheneum en aan de Nijverheidsschool aldaar nam hij de leiding over van het textielbedrijf (katoenspinnerij en -weverij) van zijn vader. Vanaf 1837 werd De Bast tevens voorzitter van de Raad van Bestuur van het bedrijf Phoenix, dat weef- en spinmachines bouwde. Onder De Bast ging Phoenix meer en meer over tot de constructie van stoommachines.

Aankondiging van het huwelijk van Amalia Armellini met Camille De Bast in 1870 (Bron: Archief  van de UGent).
Aankondiging van het huwelijk van Amalia Armellini met Camille De Bast in 1870 (Bron: UGent, archief).

In 1870 trouwde Camille De Bast met de Italiaanse Amalia Armellini (1848-1931), dochter van het uit Italië verbannen politieke kopstuk Carlo Armellini. Hun huwelijk bleef kinderloos. Na hun dood zullen bepaalde onderdelen van hun nalatenschap, zoals 2 twee percelen grond bij herberg de Tuimelare, worden geërfd door Henriette Jaequemyns-Rolin.

De Bast stapte in de politiek toen hij, in 1875, werd verkozen voor de Liberale Partij als gemeenteraadslid in Gent. Hij oefende dit mandaat uit tot in 1906. Hij was ook provincieraadslid en zetelde van 1886 tot 1893 in de Gentse Kamer van Koophandel. In 1907 werd hij verkozen tot lid van de Belgische senaat en bleef dat tot 1925.

19de eeuwse zichtkaart van het bedrijf De Bast aan de Coupure in Gent (Bron: Universiteit Gent/verzameling Rosa De Vriendt-Mores).
Zichtkaart van het bedrijf van Camille De Bast aan de Coupure in Gent (Bron: Archief UGent)

De vele commerciële en politieke activiteiten van De Bast stonden dan nog helemaal in de schaduw van zijn sociaal engagement. Hij speelde een centrale rol in de stedelijke filantropie tussen 1875 en 1927, door het vervullen van een bestuursfunctie in allerlei liefdadigheidsorganisaties, o.m. de Berg van Barmhartigheid, de Commissie der Burgerlijke Godshuizen, de Commissie van de Gentse Kinderkribben, de Gentse Maatschappij der Werkerswoningen, het nachtasiel en de volkskeuken in Gent. Camille De Bast was daarenboven voorzitter van het verdedigingscomité der officiële scholen plus een belangrijk financier van de volksbibliotheken van het liberale Willemsfonds. Hij was, als medestichter, altijd speciaal betrokken bij de werkzaamheden van de invloedrijke caritatieve vereniging "Zonder naam, niet zonder hart". In 1907 stichtte hij het pluralistisch ziekenhuis "Institut Moderne pour les Malades". Camille De Bast overleed op 3 juni 1927. Zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in de familiekelder op de Westerbegraafplaats in Gent.

    © Copyright Linda Malfait 2022-. Alle rechten voorbehouden.    Contact      Websitebeheerder: Willem Wylin.