|
![]() Stoelenmatter. Delfts blauwe tegel (Delft, Museum Royal Delft. Porceleyne Fles). Vroeger had men niet de luxe van een auto en van ontelbaar veel winkels in de omgeving. Vooral op het platteland was het dikwijls sukkelen. Alles wat stuk was werd bewaard en men wachtte tot er iemand langs kwam die het kon herstellen. Dat kon een scharenslijper zijn of een mandenmaker, een ketellapper of een stoelenmatter (= iemand die de zitting van stoelen vlecht)... Ook was men voor bepaalde aankopen afhankelijk van straatverkopers. Deze leurders trokken tot in de 20ste eeuw van dorp tot dorp en boden hun diensten of koopwaar aan. Ze gingen ook de jaarmarkten en kermissen af. Soms, zoals tijdens de oogst, hadden de mensen geen tijd voor hen en verkochten ze niets. Dan had de mier iets en de krekel moest gaan bedelen. ![]() Straatventers. F. A. Beersmans, 2de helft 19de eeuw (Bron: Amsterdam, Rijksmuseum. Coll. Ewoud Sanders). Hoe kwam een mens ertoe voor zo’n trekkersbestaan te kiezen? Wel, meestal was een leurder erg op zijn vrijheid gesteld. Maar ook een slechte economische toestand speelde vaak een grote rol. Het was dit of bedelen. Het leven was hard, vooral als je verantwoordelijk was voor een gezin. Alhoewel de mensen enerzijds uitkeken naar de komst van de venters, niet in het minst voor het nieuws dat ze meebrachten, wantrouwden ze hen ook, en soms met reden. Maar, eerlijk is eerlijk, de leurder was ook de ideale zondebok. Soms wachtten "gewone" mensen tot er een leurder of zigeuner in de buurt was om iets te mispeuteren. Ze wisten vooraf reeds wie er zou beschuldigd worden en die werd dan minstens uitgescholden en weggejaagd.
Geheimtaal![]() Het boekje "Het Bargoensch van Roeselare" (1890). H. De Seyn-Verhougstraete. Om zich ietwat te verdedigen gebruikten marskramers onder elkaar een geheimtaal. Er bestaan vijf soorten geheimtaal: bargoens, dieventaal, jargon, kramertaal en lettertaal. De basis is het dialect van de streek, waarvan men bepaalde woorden vervangt door geheimtaalelementen. In de 19de eeuw spraken bv. in Roeselare een paar duizend venters van de Nieuwmarkt Groenstraatse geheimtaal, indien ze het nodig achtten. Die geheimtaal werd door de anderen kramerlatijn genoemd en het had Joodse elementen.Venters, marskramers (= venters die met een korf rondgaan), mijnwerkers en ook leden van de handeldrijvende middenstand kenden het. De andere kramertalen werden gesproken tot ongeveer 1900, maar deze werd in het leven gehouden door een kleine groep zwervers. Nu is ze ook zo goed als verdwenen. De Nieuwmarkters waren mensen uit een wijk van Roeselare die "den triem deden" met paard en kar. Ze trokken rond om allerlei goederen (voornamelijk stoffen) aan de man/vrouw te brengen. Ze kregen ook wel de naam "trimards", "mensen van den hoek" of "’t volk van Peegie". Deze groep zonderde zich af van de rest van de bevolking. Ze vormden een eigen getto en spraken onderling Bargoens. In 1890 publiceerde uitgever Hendrik De Seyn-Verhougstraete een uitgebreide collectie van kleurrijke woorden en uitdrukkingen van de Nieuwmarkters "Het Bargoensch van Roeselare" (klik op deze link om het boekje te raadplegen). ![]() D. 'De Nieuwe maert' (blauwe stip) op de kaart van Roeselare in 'Flandria Illustrata' van A. Sanderus. Er was voor het eerst een spoor op papier van de Nieuwmarkters op de kaart van A. Sanderus in zijn boek "Flandria Illustrata", uitgegeven in 1641. ![]() Zicht op de Oude Stedelijke Begraafplaats van Roeselare. Maar de meeste sporen hebben ze nagelaten op de Oude Stedelijke Begraafplaats aan de Groenestraat en Blekerijstraat in Roeselare. De talrijke prachtige kapellen in arduin, met altaar, getuigen van hun grote welstand. Ook venters heb je dus in alle maten en soorten. Hier volgen enkele voorbeelden van hun geheimtaaltje.
Even tot tien tellen? Zoals steeds zijn er nog sporen van te vinden in ons plaatselijk dialect:
Bekijk deze korte YouTube-video over straatventers van toen (Bron: YouTube/Lachjekrom.com). Een goede straatventer had een stem als een klok, want het was een kwestie van veel lawaai te produceren en zo de aandacht te trekken. Het hoefde niet verstaanbaar te zijn, dat maakte de mensen zelfs nieuwsgieriger en ze kwamen er dan automatisch op af. Soms werd er zowaar een liedje van gemaakt. Of ze rekten een woord zo uit dat het komisch werd en humor is altijd al een uitstekend wapen geweest in de strijd om de klant.
Leurders en marskramers op de Tuimelare![]() De Zandverkoper. Victor de Doncker, 1871 (Bron: Wikimedia). Bakkers, beenhouwers, groenteboeren en melkboeren vormen een aparte categorie en worden hier niet vermeld. Volgende mensen waren tijdens de 1ste helft van de vorige eeuw bekend op de Tuimelare:
Opkopers op de Tuimelare![]() Een eierweger om thuis de eieren te rangschikken per gewicht en grootte vooraleer de opkoper langskwam (Bron: Wikimedia).
De scharensliep
Bekijk deze documentaire over de scharenslijper van vroeger op "YouTube"
![]() Muziekpartituur van "De scheresliep" (Bron: Liederenkrans. Brugge, 1960.) "Komt vrienden in den ronde" is een oud populair liedje over de scharensliep (varianten: scharesliep, schaarsliep, scheresliep), dat door het gewone volk werd gezongen en mondeling werd overgeleverd. Het liedje gaat over de ambachtsman die met een kar langs de deuren ging om scharen en messen te slijpen en uitlegde waarom zijn beroep het beste is. De oudst bekende schriftelijke versie staat in het liedboek van De Vino Caser, ook wel "De Amsterdamse Pakhuis Vreugt" genoemd, uit 1783. De huidige tekst over de scharenslijper werd bij ons in 1897 uitgegeven door Jan Bols in zijn "Honderd oude Vlaamsche liederen". De muziek(partituur) van dit bekende volkslied "De scheresliep" verscheen in "Liederenkrans" van Jozef Ghesquiere en Paul François (Brugge, Desclée De Brouwer, 1960, blz. 124)
De ijsjesverkoper![]() Basiel Werniers uit de Passendalestraat in Moorslede, met zijn 3 ijskarren in 1961 (Foto: Foto Jenny Werniers). Basiel Werniers en zijn vrouw verkochten ijsjes in de streek. Op de Tuimelare genoten ze mee! Een andere Moorsledenaar, een zekere Verholle, reed ook rond met zijn "kreemkar" in onze wijk. Zijn specialiteit was een rechthoekig blokje vanille-ijs, gehuld in chocolade, dat op een cornet (= wafelkegel) werd gelegd. ![]() Leurderskaart van Rachel Viaene uit Hooglede in 1937 (Foto: Erfgoedbank MidWest).
|