Zoek op deze site met FreeFind

Kloosterlingen en missionarissen van de Tuimelare

Het klooster van de Missionarissen van Scheut in Anderlecht.
Het klooster en seminarie van de Missionarissen van Scheut in Anderlecht. Van daaruit trokken vele Vlaamse
Scheutisten naar alle uithoeken van de wereld, o.m. Afrika, vooral dan (tot 1960 de Belgische kolonie) Congo.

Ten geleide

In zijn naslagwerk over onze gemeente "Moorslede, het Lievensdorp" (Izegem, Hockepied, 1988) besteedde Robert Houthaeve uitgebreid aandacht aan de vele jonge vrouwen en mannen (ook van de Tuimelare) die, vanaf het begin van de 19de eeuw tot tweede helft van de 20ste eeuw, naar het klooster gingen. De biografische gegevens en foto's van al die religieuzen kan men in het boek terugvinden in hfdst. 12: "Moorslede zendt zijn zonen uit", pp. 291 - 307, in hfdst. 13: "Zusters en broeders in dienst van Kerk en Volk", pp. 308-317 en in hfdst. 17: "Het 'vier' blijft branden", pp. 475-510.

Twee pioniers van de Zusters van O.-L.-V.-ten Bunderen in hun missiepost van Basankusu in Congo, 1930.
Twee pioniers van de Zusters van O.-L.-V.-ten Bunderen in hun missiepost van Basankusu in Congo, 1930.

Tal van vrouwelijke kandidaten traden in bij de Zusters van O.-L.-Vrouw ten Bunderen in Moorslede. Ook de plaatselijke Zusters van O.-L.-Vrouw Middelares mochten zich verheugen in een aantal Moorsleedse roepingen. Ook elders in Vlaanderen kwamen kloosterkandidaten terecht bij tal van andere congregaties van vrouwelijke religieuzen: de Zusters van Liefde (Rumbeke, Heule), de Grauwzusters-Franciscanessen (Roeselare), de Zusters van O.-L.-Vrouw van de Zeven Weeën (Ruiselede), de Zusters van de H. Vincentius à Paulo (Avelgem), enz. Een aantal jonge vrouwen van bij ons koos dan weer bewust voor een contemplatieve orde, zoals de Arme Klaren (Roeselare), de Karmelietessen (Vlamertinge) of de Zwartzusters (Ieper, Brugge). Het merendeel van de vrouwelijke religieuzen ging aan de slag in het onderwijs, de gezondheidzorg en de sociale hupverlening.

Het klooster van de Zusters van Maria in Pittem
Het klooster van de Zusters van Maria in Pittem.

Een deel van de kloosterzusters trad in bij congregaties zoals de Zusters van Maria (Pittem/Ingelmunster/Izegem) en vooral bij de Zusters I.C.M. van De Jacht in Heverlee, om later naar de missies af te reizen. Ook een deel van de mannelijke kandidaat-kloosterlingen van bij ons koos er uitdrukkelijk voor om later, als priester of als broeder, missiewerk te verrichten en meldde zich aan bij het seminarie van Scheut in Anderlecht, of ook nog bij de Witte Paters, de Capucijnen, de Oblaten, de Salesianen, de Jezuïeten, enz. Ze volgden daarmee het lichtend voorbeeld van pater Constant Lievens s.j., wiens standbeeld prijkt op het marktplein en naar wie een straat in onze gemeente is genoemd.

De cijfers spreken boekdelen

Groepsfoto van de Zusters van O.-L.-V.-ten-Bunderen in Moorslede in 1969, bij de viering van hun 700-jarig bestaan.
De zowat 150 Zusters van Ten-Bunderen in Moorslede bij de viering van hun 700-jarig bestaan in 1969.

Halfweg de vorige eeuw bereikten de nonnenkloosters in ons land, met samengeteld bijna 50.000 leden, hun absolute hoogtepunt. In 1985 was dat cijfer meer dan gehalveerd, nl. nog 23.000. Wat Vlaanderen betreft waren er in 2002 nog 10.924 kloosterzusters. Het aantal mannelijke religieuzen was in datzelfde jaar teruggelopen tot 3.039. Volgens statistieken van de Vlaamse bisdommen uit 2022 telde men in 2022 nog maar 5.000 kloosterlingen: 3.780 zusters en 1.220 mannelijke religieuzen (paters en broeders).


Bij de congregatie van O.-L.-V.-ten-Bunderen stelt men een soortgelijke evolutie vast. Het totaal aantal leden van de congregatie daalde gestaag in de tweede helft van de 20ste eeuw, vooral vanaf de jaren 1970. De staafdiagram hierboven met de historische evolutie van de leden-aantallen toont duidelijk dat er continue groei in zat, met een piek van 228 bij de aanvang van WO II (1940). Daarna ging het langzaam in dalende lijn. In 1969 waren er nog ruim 150 leden (zie bovenstaande groepsfoto). In het begin van deze eeuw telde men er nog 30. In 2024 is de communauteit afgeslankt tot 8 zusters. Die dalende trend had twee oorzaken:

  • De afname van het aantal nieuwe roepingen. Tussen 1891 en 1900 waren er 69 nieuwkomers, in de periode 1961-1970 was dit aantal herleid tot 7 (waarvan slechts 4 het volhielden). Tussen 1971 en 1980 noteerde men slechts 1 professie, en in 1993 trad de laatste in.
  • De vergrijzing die hand over hand toenam. De gemiddelde leeftijd van overlijden was aan het einde van de 19de eeuw 52 jaar, een eeuw later was dat gemiddelde opgelopen tot 83 jaar, nu tot 88 jaar!

Mill Hill-missionarissen van de missiepost Basankusu (Congo) in 1926.
3 Mill Hill-missionarissen en bewoners van de missiepost in Basankusu (Congo, 1926).

Eenzelfde neerwaartse trend tekende zich af bij de missionarissen in het algemeen. In 1960 telde men in ons land ruim 24.000 missionarissen, waarvan het merendeel was gestationeerd in Congo. Hiermee was België (hoofdzakelijk Vlaanderen, en inzonderheid West-Vlaanderen) - in verhouding tot het totale bevolkingsaantal - op één na het land, dat de meeste missionarissen ter wereld opleverde! Van toen dateert de slogan "Vlaanderen zendt zijn zonen én dochters" uit. Maar een halve eeuw later, in 2017, waren er nog slechts 425 Belgische religieuzen actief in het buitenland. Dat is een daling met bijna 90 %, bij de zusters nog meer dan bij de paters en broeders! Dat kwam hoofdzakelijk door de dekolonisatie, door een vernieuwde kijk op andere godsdiensten en culturen, door de opbouw van lokale kerken die het werk van de missionarissen gaandeweg overnamen en - niet te vergeten - door een snelle ontkerkelijking van de bevolking bij ons.

De talrijke religieuze gemeenschappen van weleer doven in ijltempo uit, sluiten definitief hun deuren of fusioneren. Paters, broeders en zusters lijken binnenkort tot het verleden te behoren. Ze voelen zich "de laatsten der Mohikanen". Hun gemiddelde leeftijd ligt boven de tachtig jaar. En er is niet enkel de vergrijzing. Ook de recrutering van religieuzen valt zo goed als stil. Er is een schrijnend gebrek aan "nakomelingen", aan "nieuw bloed". Aan de kloosterpoorten kloppen al jaren geen jonge kandidaten meer aan, behalve bij de contemplatieve orden (o.m. trappisten en trappistenzusters). Vanwaar die drastische leegloop van de kloosters bij ons? Volgens de Leuvense godsdienstsocioloog prof. Jan Kerkhofs s.j. spelen verscheidene oorzaken een rol. Klik op deze koppeling om de integrale tekst te lezen van een nooit eerder gepubliceerd interview met hem.

Een mooie staat van dienst

Broeder van de Christelijke Scholen. Zijn Congregatie houdt zich wereldwijd al ruim 3 eeuwen bezig met onderwijs.
Broeder van de Christelijke Scholen 'voor' de klas. Zijn congregatie houdt zich al ruim 3 eeuwen bezig met onderwijs.

Puur cijfermatig ziet de nabije toekomst van het religieuze leven er weinig rooskleurig uit. Maar wanneer we even terugblikken valt meteen op dat de kloosterorden en -congregaties de voorbije paar eeuwen in grote mate hebben bijgedragen tot een verbetering van de leefomstandigheden van de mensen, vooral op het vlak van de gezondheidszorg, het onderwijs, de wetenschappen, het sociaal-cultureel werk, enz. Creatief en onbaatzuchtig pakten zusters, paters en broeders de maatschappelijke noden rondom hen aan. Dat schitterend netwerk van scholen, ziekenhuizen, sociale voorzieningen e.d. is in het recente verleden grotendeels stuk overgenomen door de overheid en door leken. Maar dat netwerk is nog steeds geënt op het schitterend werk van kloosterlingen, vele generaties lang.

Ziekenhuiszusters aan het werk in een materniteit.
Ziekenhuiszusters aan het werk in een materniteit.

Ook in de vroegere missiegebieden laten de vrouwelijke en mannelijke religieuzen van bij ons een indrukwekkende erfenis achter. Onze missionarissen gingen er in de eerste plaats naartoe om het christelijk geloof uit te dragen, mensen te bekeren en te dopen. Maar tegelijk waren het vooral doeners. Ze staken de handen uit de mouwen om de meest dringende noden van de mensen te lenigen. Vooral in het achtergebleven binnenland bouwden ze, behalve honderden missieposten, ook ziekenhuizen, hospitalen, dispensaria, materniteiten, leprakolonies, tehuizen voor wezen en vrouwen, enz. Ze bestreden het analfabetisme door de oprichting van dorpsscholen en kostscholen (zowel lager, secundair als soms universitair onderwijs), van beroepsonderricht en van landbouw- en ontwikkelingsprojecten.

Er waren ook missionarissen (o.m. de Jezuïeten) die zich toelegden op de studie van de regionale taal en cultuur, op het schrijven van woordenboeken of het vertalen van teksten. Het is grotendeels te danken aan die talloze missionarissen in alle uithoeken van de wereld dat het christendom momenteel de grootste religie van de wereld is. In Congo bijvoorbeeld hebben de missionarissen tijdig de vorming aangepakt van landeigen priesters en religieuzen, die hun plaatsen overnemen, waardoor jonge dynamische kerken op eigen benen kunnen staan.

De religieuzen (m/v) afkomstig van de Tuimelarewijk

Linda Malfait: "Om een lijst samen te stellen van de mannen en vrouwen van de Tuimelare, die gedurende de voorbije 2 eeuwen naar het klooster gingen, maakte ik dankbaar gebruik van de namen, levensbeschrijvingen en afbeeldingen van de Moorsleedse religieuzen, die Robert Houthaeve verzamelde in zijn hierboven vermelde boek. Bovendien kwam ik op het spoor van enkele kloosterlingen en missionarissen uit onze wijk, die ontbreken in Houthaeve's publicatie, die al dateert van 1988. Aansluitend zijn ook de nog beschikbare namen toegevoegd van de zusters die, vanaf halfweg de 13de eeuw tot de 17de eeuw, verbleven in het Gasthuis ten Bunderen aan de Oude Heirweg. Deze namenlijst ben ik schatplichtig aan het standaardwerk van Zr. A. Barbaix over "Zeven eeuwen Ten Bunderen" (1973, pp. 85-90)".

    Pater Camiel Cneut (Foto: Philippe de Rosen, archivaris van Scheut)
    Pater Camiel Cneut (Foto: Philippe de Rosen, archivaris van Scheut).

  1. Camille (Camiel) Cneut. Hij werd op 1 mei 1865 geboren in de Tuimelarestraat 1, als zoon van Joannes Cneut en Antoinette Bostyn. Na zijn studies klassieke humaniora in het Klein Seminarie van Roeselare ging hij naar het Groot-Seminarie in Brugge en werd er priester gewijd in 1890. C. Cneut was 3 jaar lang leraar in het Sint-Jan Berchmanscollege van Avelgem en vervolgens in het Sint-Leocollege van Brugge. Met de goedkeuring van de Brugse bisschop, trad hij in 1893 binnen in de Congregatie van het Onbevlekt Hart van Maria in Anderlecht (Scheut) om missionaris te worden.

    Meteen na het afleggen van zijn eeuwige kloostergeloften op 6 juli 1895 scheepte pater Cneut in Antwerpen in met bestemming Congo-Vrijstaat. Dat onmetelijke centraal-Afrikaanse land stond sinds 1885 onder het persoonlijk bewind van koning Leopold II en werd pas in 1908 overgedragen als kolonie aan de Belgische Staat. Pater Cneut was een van de eerste pioniers van Scheut in het uitgestrekte Evenaar-district. Al gauw werd hij overste benoemd van de bloeiende missiepost Nouvelle Anvers (Nieuw-Antwerpen), het huidige Makanza, gelegen aan de linkeroever van de Congostroom. Van daaruit stichtte hij nieuwe missieposten in Umangi en Yumbi. Op deze laatste post werd pater Cneut ernstig ziek en overleed op 21 oktober 1902 in Nieuw-Antwerpen.

    De palmdreef van de missiepost van Scheut in Nouvelle Anvers.
    De tuin van de missiepost van Scheut in Nouvelle Anvers aan de oever van de Congostroom.

    De scheutist Camiel Cneut was slechts 37 jaar toen hij stierf. Dat was toen helemaal niet uitzonderlijk. Het pad van de eerste issionarissen in de Congo-missie liep in die pioniersjaren niet over rozen. Het harde tropische klimaat met zijn onbekende en dodelijke ziekten zoals malaria, slaapziekte, lepra en gele koorts eiste een zware tol aan mensenlevens, vooral door een gebrek aan afdoende geneesmiddelen. De paters, broeders en zusters die toen naar Congo vertrokken wisten dat ze min of meer hun doodvonnis tekenden. Het afscheid van de familie bij de Congo-boot in Antwerpen was bijna altijd definitief. Tot de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) leefden en werkten de missionarissen gemiddeld zo'n 5 jaar in Congo vooraleer ze stierven of doodziek en/of oververmoeid moesten terugkeren naar het moederland. Het was dan ook niet te verwonderen dat het Congolese missieterrein van Scheut, bedekt met moerassig oerwoud, in de beginperiode de macabere naam droeg van "graf voor de blanken"!

    Het Evenaarsdistrict. Kaart van Congo-Vrijstaat. Jules Lebègue, 1910.
    De missieposten van Nouvelle Anvers (rode stip) en van Basankusu (blauwe stip) in het Evenaarsdistrict.
    (Kaart van Congo-Vrijstaat. Jules Lebègue, 1910)

    Nouvelle-Anvers, waar pater Camiel Cneut verbleef, was in het begin van de vorige eeuw de hoofdpost van Boven-Congo, dat zowat het hele Evenaarsdistrict omvatte. Aan de overkant van de Congostroom, ongeveer 100 km zuidoostwaarts, werkten 70 jaar lang, vanaf 1926 tot 1996, méér dan 40 zusters van O.-L.-Vrouw ten Bunderen (o.m. Rolande Dhondt, de huidige overste van de congregatie) in Basankusu en enkele andere missieposten. Wat is de wereld toch klein! Tot de komst van de eerste zusters maakte de hoofdpost Basankusu - gesticht door de Missionarissen van Mill Hill - zelfs nog deel uit van het Apostolisch Vicariaat Nieuw Antwerpen van de Scheutisten. Maar begin 1927 werd het missiegebied van Basankusu ervan losgekoppeld en verheven tot een zelfstandige Apostolische Prefectuur, en in 1959 een volwaardig bisdom.

    Het klooster van de Arme Klaren in Roeselare
    Links de voorgevel van het klooster van de Arme Klaren (Clarissen) in Roeselare (postkaart, begin vorige eeuw).

  2. Marie-Sidonie Cneut. Zij was een oudere zus van pater Camiel Cneut. Op 3 februari 1855 kwam ze ter wereld in de ouderlijke woning in de Tuimelarestraat 1, als dochter van Joannes Baptista en Antoinette Bostyn. Op de dag dat ze 21 jaar werd trad Marie-Sidonie binnen in het klooster van de Arme Klaren (Clarissen - Monasterium van O.-L.-Vrouw ter Engelen) in Roeselare. Vroeger, toen ze nog minderjarig was, mocht dat niet van haar vader. Ze ontving het kloosterhabijt in 1876 en het jaar daarna sprak ze haar plechtig geloften uit en droeg voortaan de kloosternaam Zuster Marie-Thérèse. In 1889 vertrok ze, samen met 7 medezusters naar Tilburg (Nederland) voor een stichting aldaar. In 1892 verliet ze Tilburg voor een tweede stichting in Hoei, waar ze de eerste abdis werd. Marie-Sidonie stierf op 18 juni 1926 in Saint-Servais, een deelgemeente van Namen.

    Lucie-Marie Cneut (Zr. Maria-Stanislas). Foto: Robert Houthaeve.
    Lucie-Marie Cneut (Zr. Maria-Stanislas). Bron: Robert Houthaeve.

  3. Lucie-Marie Cneut. Zij was een zus van Camille en Marie-Sidonie Cneut. Ze werd geboren op 18 juli 1859 als dochter van Joannes Baptista en Antoinette Bostyn, eveneens in de Tuimelarestraat 1. In 1877 trad ze binnen bij de Zusters van de Allerheiligste Maagd en de H. Vincentius in Eernegem. Twee jaar later werd ze onderwijzeres in de school van Westkerke (Oudenburg). Met twee medezusters stichtte Lucie-Marie (met de kloosternaam: Zr. Maria-Stanislas) in 1880 het klooster en de zusterschool van Moere (Gistel) en gaf er ruim 30 jaar les. Eind 1918 keerde ze terug naar Eernegem om er overste te worden van het plaatselijk bejaardentehuis (thans St.-Annagesticht). Daar bleef ze heel haar leven wonen. In 1959 vierde de bevolking van Eernegem met grote luister de 100ste verjaardag van Lucie-Marie Cneut. Ze stierf op 20 juni 1962 (net geen 103 jaar oud!) en was bij haar overlijden de oudste kloosterzuster van ons land.

    Pater Jozef Cneut (Zr. Maria-Stanislas). Foto: Robert Houthaeve.
    Pater Jozef Cneut (Foto: Philippe de Rosen, archivaris van Scheut).

  4. Jozef (Joseph) Cneut. Werd geboren op 7 november 1917, als zoon van Charles Cneut en Marie Lampaert. Hij groeide op in de ouderlijke hoeve in de Tuimelarestraat 1. Hij was de neef van de hierboven vermelde pater Scheutist Camille Cneut en van zusters Marie-Sidonie en Lucie-Marie Cneut. Na zijn middelbare studies aan het Klein-Seminarie in Roeselare trad Jozef Cneut, naar het voorbeeld van zijn oom, in bij de missie-congregatie van Scheut. Hij sprak zijn eeuwige kloostergeloften uit in 1937 en werd priester gewijd in 1942. Omdat hij vanwege de oorlogsomstandigheden niet naar de missies kon gaf hij van 1943 tot eind 1945 les in het college van Menen. In 1946 reisde pater Cneut af naar Belgisch-Congo en werd daar in 1965 overste benoemd van de missiepost te Bobadi, nabij Lisala, in volle brousse, in het Evenaarsdistrict. Gekweld door een tropische ziekte keerde hij in 1971 naar zijn geboorteland terug en overleed nog datzelfde jaar in het H. Hartziekenhuis van Roeselare. Hij was 53 jaar oud.

    Doodsprentje van Zr. Sylvie Cneut (Bron: Linda Malfait.
    Doodsprentje van Zr. Sylvie Cneut (Bron: Linda Malfait).

  5. Sylvie Cneut. Zij was een zus van Grauwzuster Julia Cneut en tevens een nicht van de Scheutist Jozef Cneut. Ze werd geboren op 5 januari 1881 in de Tuimelarestraat 17. Als 23-jarig meisje trad ze in 1902 binnen in de Congregatie van de Zusters van Vincentius a Paulo (= latere Zusters van Liefde) in Rumbeke.

    Het klooster, de meisjeskostschool en het hospitaal van de Zusters van Liefde in Rumbeke
    Het klooster, de meisjeskostschool en het hospitaal van de Zusters van Liefde in Rumbeke.

    Gedurende 22 jaar, van 1923 tot 1945, was ze de Eerwaarde Moeder, algemene moeder-overste dus, van de Congregatie. Onder haar bestuur beleefde de congregatie haar gloriejaren en telde maar liefst 70 leden. Veel zusters waren als onderwijzeressen verspreid over de bestaande bijhuizen met wijkschool, o.m. de St.-Henricusschool op de Zilverberg, de St.-Lodewijksschool in Beitem en de (door Zr. Cneut zelf opgerichte) St.-Jozefschool in het gehucht De Vossemolen. Moeder Marie Cneut overleed op 70-jarige leeftijd in het hoofdklooster van Rumbeke op 5 mei 1951.

  6. Julia Cneut. Zij werd geboren op 7 januari 1892 in de Tuimelarestraat 17. Ze trad binnen in het klooster van de Grauwzusters-Franciscanessen in Roeselare en overleed er op 25 januari 1968.

    Zuster Jeanette Cneut. Bron: Linda Malfait.
    Zuster Jeanette Guillemyn (Bron: Linda Malfait).

  7. Jeanette Guillemyn. Zij werd geboren in (Oekene) Rumbeke in 1919, als dochter van Leonard Guillemyn en Pharailde Herman. In de naoorlogse periode woonde het gezin in een hoevetje aan de Oude Heirweg 37 op de Tuimelare. Jeanette trad op 8 december 1941 binnen bij de Zusters van Liefde in Heule, waar ze geprofest werd in 1943. Ze studeerde te Brugge, Antwerpen en Leuven , om zich te bekwamen in de tropische geneeskunde. Met haar diploma van verpleegster op zak reisde ze per boot in 1951 af naar de toenmalige Belgische kolonie Congo. Als missiezuster was ze er werkzaam op verscheidene missieposten (o.m. Luambo en Bulunge) in de toenmalige provincie Katanga. Ze richtte er een dispensarium (= gezondheidscentrum) op. In 1975 keerde ze definitief naar België terug. Van dan af verbleef zuster Jeanette in de kliniek "Maria's Rustoord" (een afdeling van het H. Hartziekenhuis in Roeselare), waar ze werkte als verpleegster op de spoedafdeling. Ze overleed in 1943.

    Zuster Marie-Louise Guillemyn, rechts, naast .  t.
    Zr. Jeanette Guillemyn, rechts, naast Zr. A. Recour in Hollebeke, 2022 (Foto: Krant West-Vlaanderen).

  8. Marie-Louise Guillemyn. Zij werd geboren in 1933 als dochter van Achiel Guillemyn en Emelie Bocksoen, in een huis aan de Oude Heirweg 18A, recht tegenover het hoevetje met het huisnummer 37, waar haar tante Jeanette Guillemyn opgroeide. Naar het voorbeeld van Zr. Jeanette trad Marie-Louise binnen bij de zusters van Liefde in Heule in 1954, waar ze werd geprofest in 1955 en de kloosternaam Zr. Maria-Immaculata ontving. Na haar studies verpleegkunde in de verpleegsterschool Maria Rustoord was ze vanaf 1957 tot 1959 werkzaam in de bejaardenzorg in Lichtervelde (1957-59). Daarna engageerde ze zich tot haar 64ste verjaardag in 1997 als thuisverpleegster van het Wit-Gele Kruis in Heule, Hulste en Otegem. Marie-Louise verbleef in een bijhuis van de Zusters van Liefde in Passendale. Toen er daar maar drie zusters meer overbleven verhuisden ze naar het bijhuis van Hollebeke (Ieper).

    Zuster Marcella Pattyn (Bron: Linda Malfait)
    Zuster Marcella Pattyn (Bron: Linda Malfait).

  9. Marcella Pattyn. Zij werd geboren op 13 februari 1911, als dochter van Bruno Pattyn en Marie Delbeeke, in een inmiddels gesloopte woning (tegenover de weg die leidt naar de hoeve van Peter Sinnesael), aan de Oude Heirweg. In 1934 trad Marcella binnen bij de Zusters van Maria in Pittem en deed haar eeuwige geloften in 1936. In 1939 behaalde Marcella (met de kloosternaam Zr. Bruno) haar diploma van regentes bij de Zusters van het H. Hart van Maria te Berlaar, bij Lier. Ze was werkzaam in de bejaardenzorg in Zwevegem tot ze in 1941 naar St.-Kruis (Brugge) trok waar ze huishoudelijk werk verrichtte. Van 1945 tot 1950 was ze surveillante in de beroepsschool in Gistel. In 1950 reisde Zr. Marcella als missionaris naar Belgisch Congo, waar ze tot in 1960 de huishoudschool in Tshilomba bestuurde. Vervolgens bestuurde ze de huishoudschool in Kitangua. Vanaf 1964 tot 1974 gaf ze les aan de huishoudschool in Tubeya. In 1974 kwam ze op rust naar haar geboorteland. Ze overleed in het ziekenhuis van Menen op 25 september 1975.

  10. Christiana Pynket. Zij werd geboren op 3 juni 1942, als dochter van Andreas Pynket en Maria Lievens en groeide op in het (inmiddels afgebroken) ouderlijke huis langs de Menensesteenweg 16. Ze liep lagere school in Beitem en volgde daarna lager middelbaar onderwijs (richting landbouwhuishoudkunde) bij de Zusters van O.-L.-Vrouw ten Bunderen in de Stationsstraat in Moorslede. In 1959 trad Christiana in bij diezelfde Congregatie, waartoe ook haar tante Zr. Jeanne Lievens behoorde. Ze studeerde 3 jaar regentaat in de normaalschool van O.-L.-Vrouw ten Doorn in Eeklo. Na 8 jaren in het klooster trad ze uit en woont in Oostkamp.

    Maria Pyncket. Foto: Robert Houthaeve.
    Zuster Maria Pyncket (Bron: Robert Houthaeve).

  11. Maria Pyncket. Zij werd geboren in 1918, tijdens de Eerste Wereldoorlog, in het Zuid-Franse plaatsje Loupian. Haar ouders, Camiel Pyncket en Elisa Vanysacker, verbleven daar een viertal jaren om in 1919 naar ons land terug te keren aan de Aardeweg 2. Maria liep school in Beitem tot haar 14de jaar. In 1933 trad ze binnen bij de kleine Congregatie van Zusters van de H. Vincentius a Paulo in Avelgem, die later in 1954 werd toegevoegd aan de congregatie van de Zusters van O.-L.-Vrouw van Zeven Weeën in Ruiselede. Ze studeerde aan het St. Andreasinstituut in Brugge, waar ze in 1937 haar diploma van onderwijzeres behaalde. Maria werd het jaar daarop geprofest en nam de kloosternaam Zr. Lutgarde aan. Ze ging vervolgens studeren in het Instituut van de H. Familie in Tielt, waar ze in 1940 haar diploma behaalde van regentes in de wetenschappen. Nog in datzelfde jaar werd ze lerares benoemd aan de beroepsschool in Avelgem. Deze school werd na enkele jaren uitgebreid met technische en met middelbaar onderwijs. In de loop van de volgende jaren werd aan de 3 lagere graden ook een hogere graad toegevoegd. Ze gaf er les in de drie afdelingen tot ze in 1964 werd benoemd tot directrice van de middelbare afdeling. Ze bleef in die functie tot ze met pensioen ging in 1982. Daarna woonde Maria Pyncket in het klooster van de Zusters van O.-L.-Vrouw van Zeven Weeën in Beernem.

    Anna Pyncket. (Bron: Linda Malfait)
    Bidprentje van de kloostergeloften van Anna Pyncket (Bron: Linda Malfait).

  12. Anna Pyncket. Zij werd geboren op 11 juli 1922 als dochter van Camiel Pyncket en Elisa Vanysacker, aan de Aardeweg 2 in de Tuimelarewijk. Ze trad binnen in het klooster van de Zusters van de Heilige Vincentius à Paulo in Avelgem en legde haar plechtige kloostergeloften af in 1942 (zie gedachtenisprentje hierboven). Ze droeg de kloosternaam Zuster Marie-Camilla. Ze trad later uit en overleed in het Zorgcentrum Herdershove in Brugge op 15 juni 2013.

    Het Missiehuis van de Zusters van de Jacht in Heverlee.
    Het Missiehuis van de Zusters van de Jacht in Heverlee.

  13. Decoene Yolanda woonde aan de Oude Heirweg 16A. Ze was missiewerkster in Congo en verbleef hier (bij haar broer Gaston en zijn vrouw) tussen haar missiereizen in. Yolande was geen vrouwelijke religieuze of missiezuster in de enge betekenis van het woord. Als gelovige lekenhelpster maakte ze zich dienstbaar in ontwikkelingsprojecten, gezondheidszorg en pastoraal opbouwwerk op de missieposten van de Zusters van de Jacht (= Congregatie van de Zusters Missionarissen van het Onbevlekt Hart van Maria, opgericht door de Roeselaarse zuster Marie-Louise De Meester in 1897).

De zusters van het Gasthuis ten Bunderen (ca. 1269 - 1587)

Het Gasthuis ten Bunderen, geschilderd omstreeks 1900 op een muur van de Gasthuishoeve.
Voorstelling van het Gasthuis ten Bunderen, geschilderd omstreeks 1900 op een muur van de Gasthuishoeve.

Naast de lijst van kloosterlingen afkomstig VAN de Tuimelare mogen ook de vrouwelijke religieuzen niet ontbreken die OP de huidige Tuimelare hebben verbleven en gewerkt in het Gasthuis ten Bunderen vanaf halfweg de 13de eeuw. De opeenvolgende generaties Bundernonnen waren allicht niet afkomstig van de Tuimelare (de meesten van hen kwamen immers uit de hogere sociale klasse), maar ze woonden daar wel, tot in 1578 hun gasthuisgebouwen werden verwoest tijdens de Geuzenopstand en ze moesten vluchtten, richting Rijsel en St.-Omer.

De zusters kunnen in totaal niet bijster talrijk zijn geweest. Aanvankelijk mochten er namelijk niet meer dan drie tegelijk in het Gasthuis ten Bunderen verblijven. Vanaf omstreeks het jaar 1500 breidde de groep gaandeweg uit tot maximum 4 à 5 leden. Bij haar definitieve vlucht in 1587 naar Noord-Frankrijk omvatte de communauteit 7 zusters.

Werk van barmhartigheid: vreemdelingen herbergen. Gebrandschilderd raam, 1510 (Wikimedia)
Werk van barmhartigheid: vreemdelingen herbergen. Gebrandschilderd raam,
1510 (Amsterdam, Stedelijke Museum/Wikimedia).

Voor namen, biografische gegevens en activiteiten van de individuele zusters zijn we aangewezen op slechts een paar schriftelijke bronnen, bewaard in het archief van het bisdom Brugge. Eerst en vooral het "Jaer-boek" (1781), waarin de toenmalige priorin Agnes De Wilde een chronologie schetste van "het hospitael ten Bunderen oorspronkelijk opgerecht binnen de prochie van Moorselede". Voorts stelde priorin De Wilde een "Register Ende Memorie van alle de Religieusen" (1781) samen, dat een namenlijst bevatte van de zusters die de priorin kon opsporen. Ze gaf zélf toe dat de lijst zeer onvolledig was want, zo schrijft ze, uit de periode van het Gasthuis op de Tuimelare waren de namen van vele "religieusen verlooren, ofte verbrant door de grote miserien, ende benautheden in den oorloge (nvdr. de aanslepende godsdienstoorlogen in de Zuidelijke Nederlanden)".

dry deugtsame jouffrauwen van Conditie
Gesticht door "dry deugtsame jouffrauwen van Conditie...", op de 6de regel van
onderaan (A. De Wilde, Jaer-boek, 1781).

In het "Jaer-boek" van A. De Wilde lezen we wie de oorspronkelijke bewoonsters waren van het Gasthuis ten Bunderen: "dry deugtsame jouffrauwen van Conditie om de weerelt te vluchten ende haerlieden tot christelike werken te begeven... op eenen bunder lants... met insicht van te logeeren de arme pelgrims die reysden naer de heylige landen, te weten den tyd van kerstavont tot paesschen, ... Sy voorsagen die arme pelgrims in dien tyd van twee bedden, en gaven voor spyse erweetpotagie, bierken, ende eenen busch om te warmen". De eerste bewoonsters van het Gasthuis halfweg de 13de eeuw waren dus 3 ongetrouwde en godvruchtige vrouwen van rijke komaf. Hun namen zijn verdwenen in de nevelen van de tijd, evenals de namen van alle andere gasthuiszusters van vóór 1411.

Een pelgrim klopt aan bij een Gasthuis. Johannes Hadlaub. Codex Manesse, Heidelberg, begin 14de eeuw.
Een pelgrim klopt aan bij een Gasthuis. Johannes Hadlaub. Codex Manesse, Heidelberg, begin 14de eeuw.

In de beginperiode waren de bewoonsters van het Gasthuis Ten Bunderen geen kloosterzusters, in de moderne betekenis van het woord. Ze waren niet formeel gebonden door een kloosterregel en legden geen plechtige kloostergeloften af. Het ging om niet-gehuwde gelovige vrouwen die een soort van semi-religieuze lekengemeenschap vormden, met een "meesteres" aan het hoofd, zoals er zoveel waren in de middeleeuwen (bijv. godshuizen, begijnhoven en hospitalen). Maar in de praktijk leefden die gasthuisbewoonsters eigenlijk als echte religieuzen, want ze volgden de 3 evangelische raden van gehoorzaamheid, zuiverheid en armoede, en onderwierpen zich aan een soort van intern reglement. Het is pas in 1473 dat bisschop Willem Fillastre van Doornik formeel de Regel van St.-Augustinus oplegde aan de gasthuisvrouwen, die voortaan heuse kloosterlingen waren.

Zuster A. Barbaix stelde in haar boek "Zeven eeuwen Ten Bunderen" (Brugge, 1973, pp. 85 - 90) de hieronder staande lijst samen van al de zusters, waarvan de namen WEL zijn gekend. Daarbij beperkte ze zich tot de zusters die in de periode 1411 - 1578 intraden en woonden in het Gasthuis ten Bunderen. Ze ontleende die namen uit het "Jaer-boek" en uit het "Register ende Memorie van alle de Religieusen" (Agnes De Wilde (1781). Daarbij kwam heel wat speurwerk te pas, o.m. in de archieven van de bisdommen Ieper en Brugge.

De zusters van het Gasthuis ten Bunderen in de Tuimelarewijk (ca. 1269 - 1587)
Margriete van Zevemberghe vermeld in 1411
Margarita Joos vermeld in 1422
Catherine le Coq vermeld in 1446
Beatrice vander Elst vermeld in 1459, toen meesteres
Jossine Van Bachten vermeld in 1469, toen meesteres, en stierf nog datzelfde jaar
Magdalena de Kenne vermeld in 1472, toen al meesteres, 2 jaar na haar intrede!
Isabella Tkint vermeld in 1471, bij haar intrede
Catharina van Halewijn vermeld in 1518, toen priorin
Petronilla Schaets vermeld in 1518
Margarita Gillioens vermeld in 1518
Simoene Soyers vermeld in 1518
Elisabeth Matthijs vermeld in 1518
Joanna Winnox vermeld in 1528, bij haar intrede; priorin 1551-1556; °Moorslede 1511; + 1570
Antonia Calens vermeld in 1537, bij haar intrede; °ca. 1511; + Ieper, ca 1595
Jossyne Ingelbeens vermeld in 1554, na haar intrede
Joanna Wemaers vermeld in 1570, dat jaar priorin, tot haar dood in 1581 te Rijsel
Louise van Dixmuyde vermeld in 1581, dat jaar priorin, tot haar dood in 1582 te Rijsel
Helena de Maliets vermeld in 1562, bij haar intrede; priorin 1583-1598; °1549; + Ieper 1598
Margarite Wulfs vermeld in 1565, bij haar intrede; °ca. 1539; + Ieper 1618
Amelberge Andries vermeld ca. 1569, bij haar intrede; °ca. 1539; + Ieper 1618
Catharina Brixis vermeld in 1573, bij haar intrede; priorin 1598 - 1644; °1558; + Ieper 1644

Detail van een schilderij (1578) in het Museum Hof van Busleyde in Mechelen.
Detail van een schilderij (1578) in het Museum Hof van Busleyde in Mechelen.

    © Copyright Linda Malfait. 2022-. Alle rechten voorbehouden.       Webbeheerder: Willem Wylin.