|
Een brouwerij in de 17de eeuw. Liebig-reclameplaatje. De kinderen waren decennia lang dol op die veelkleurige Liebig-verzamelprentjes om ze, in series van 6 of 12, in een album te plakken. Linda Malfait: "Tot halfweg de vorige eeuw telde onze wijk tal van herbergen. Naar alle waarschijnlijkheid ontleent onze wijk zelfs haar naam aan één ervan, nl. 'den Tuimelare' langs de Oude Heirweg, die zeker al bestond in 1601 en die werd uitgebaat tot in 1955. Waren er vroeger ook brouwerijen in ons gehucht? Die vraag is niet zo makkelijk te beantwoorden, want geschreven en gedrukte bronnen zijn uitermate schaars voor de periode van het ancien régime (vanaf de middeleeuwen tot de Franse Revolutie van 1779). Daar komt nog bij dat veel plaatselijke archieven van Moorslede werden vernietigd tijdens de 1ste Wereldoorlog (1914-1918). Niettemin wagen we ons toch aan een chronologisch overzicht van de (mogelijke en historisch vaststaande) brouwerijen van de Tuimelarewijk in de loop der tijden". Brouwer in zijn bierkelder. Miniatuur, eind 14de eeuw. Londen, British Library (Bron: Wikimedia) L. Malfait verricht al jarenlang volgehouden genealogisch (= stamboomkundig) onderzoek over haar voorouders en over de Tuimelare. Hiervoor gaat ze op speurtocht in allerlei archieven en publicaties, en baant zich vastberaden een weg doorheen het nog beschikbaar historisch bronnenmateriaal, zoals een:
1543
Tienden werden geheven in geld of ook in natura. Een klerk noteerde alles zorgvuldig in het tiende-kohier. (Pieter Brueghel de Jonge. Pointinge, d.w.z. inning van de tienden. 1626. Bron: Wikimedia). Linda Malfait: "In het Rijksarchief van Brugge wordt een penningkohier van Moorslede bewaard dat dateert van 1543. Een penningkohier is de verre voorloper van het huidig kadaster. Het omvatte een volledige lijst met de voor- en familienaam van alle belastingplichtigen in de parochie, zowel van eigenaars, pachters als huurders, alsook hun beroep en de aard van hun onroerend goed. Op alle onroerende goederen werd jaarlijks een penning (= belasting) geheven, volgens een vooraf bepaald percentage. In het geval van Moorslede was dat "een tiende-penning X" (= het Romeins cijfer 10), d.w.z. een taks ten belope van 10 % dus op het hele jaarinkomen of op de jaarlijkse pachtsom (in geld, soms gedeeltelijk in natura) van de huurders. We vernemen zo meer over het soort gebruik, de oppervlakte en de geschatte pachtprijs van alle gebouwen en gronden, en tevens over de ligging ervan (plaats- en/of straatnaam). Al die ingezamelde gegevens leveren een unieke schat aan informatie op voor al wie bezig is met geschiedenis, familie- of plaatsnaamkunde, e.d." 16de-eeuwse brouwerij. Jost Amman. Houtsnede. Beroepenboek, 1568 (Bron: Wikimedia). Arnold Preneel publiceerde een transcriptie van de volledige laatmiddeleeuwse tekst, onder de titel "Het platteland ten noorden van Ieper in het midden van de 16de eeuw. De penningkohier van 1543 (5) Moorslede" in het heemblad "Westhoek" (jg. 20, 2004, nrs. 1-3, pp. 173-212). De parochie Moorslede telde in het voorjaar van 1543 een vijftal herbergen, waarvan er drie met naam worden genoemd:
Een bierbrouwer en een kuiper (= tonnenmaker). Miniatuur. Hans Franck. Nürnberg, 1588 (Bron: Wikimedia) Op de kohierlijst van 1543 staan drie brouwerijen:
Linda Malfait: "Pieter de Grendele was in het bezit van een van de 3 brouwerijen en tevens eigenaar (en ook bewoner en/of uitbater?) van een van de 5 herbergen in Moorslede. Die herberg is de enige waarvan de naam niet wordt genoemd. De oudste schriftelijke vermelding van de herberg 'De Tuymelare' dateert van 1601, maar dat sluit niet uit dat die ook al veel eerder ontstond. ALS 'De Tuymelare' er al was halfweg de 16de eeuw, een halve eeuw vroeger dus, moet het wel die van Pieter de Grendele zijn geweest. Maar een sluitend bewijs ontbreekt vooralsnog. "De naam Pieter Degrendele duikt ook nog elders op in enkele bewaard gebleven latere documenten met aanwijzingen, waaruit men kan afleiden dat hij en zijn nakomelingen hoogst waarschijnlijk de opeenvolgende eigenaars waren van een brouwerij, maar daarom niet noodzakelijk de bewoners of uitbaters ervan. We weten evenmin of die brouwerij één geheel vormde met een herberg, en zo ja, waar die toen precies stond!" Drinkende pelgrim bij het haardvuur in een gasthuis. (Miniatuur. Getijdenboek van de H. Maagd Maria, 1395) De aanwezigheid van een brouwerij op de Tuimelare in de 16de eeuw is helemaal niet zo denkbeeldig. Vanaf omstreeks 1269 tot 1578 stond daar het Gasthuis ten Bunderen, bewoond door enkele zusters. De kloosterkroniek "Jaer-Boek" (1783) omschreef bondig hun specifieke opdracht: naast het verschaffen van onderdak en overnachting aan vermoeide bedevaarders en behoeftige reizigers, ook eten (erwtensoep), drank (bier) en een bussel hout om zich te warmen bij het haardvuur. "met insicht van te logeeren de arme pelgrims die reysden naer de heylige landen...sy voorsagen die arme pelgrims in dien tyd van bedden, en gaven voor spyse erweetpotagie, bierken, ende eenen busch om te warmen."Zoals algemeen gebruikelijk in de late middeleeuwen kwam in het klooster én in het gastenhuis bier van lage gisting op tafel, dat gebrouwen was van gemoute gerst en een laag alcoholgehalte had, best vergelijkbaar met het hedendaags tafelbier. Bier was de drank bij uitstek in onze streken, simpelweg omdat er geen kraanwater, bronwater voorhanden was, en omdat het véél veiliger was dan het (mogelijk vervuilde) oppervlaktewater. Ten oosten van het toenmalig Gasthuis, langs de huidige Ten Bunderenstraat, lag een akker, "Bierkenland" geheten. Teelden de zusters er misschien hoppe waarmee ze zélf hun bier brouwden? Dat lag in die tijd niet zo voor de hand binnen een kleine gemeenschap van vrouwelijke kloosterlingen. De kans is groter dat de opbrengst van "Bierkenland" was bestemd voor de aankoop van bier in een naburige brouwerij. Wie weet was dat in de brouwerij van 'den Tuymelare'...
1693Bierbrouwerij. Ets, 1695. (Dresden, Deutsche Fotothek & PICRYL © Public Domain). Tijdens de Franse bezetting (1678-1713) van de kasselrij Ieper vaardigde de koninklijke raadsheer in mei 1693 een aantal strenge maatregelen voor de brouwers (Bron: Pieter Donche. Brouwers in de kasselrij Ieper in 1693, in - 'Westhoek', jg. 11, 1996, nrs. 2-3, pp. 13 - 18). Om te beginnen werd het beroep van brouwer omgezet in een verplicht ambt. De ambten mochten bij de overheid in Ieper gekocht worden door de heren van de parochies, grondeigenaars of elke andere particulier. Iedere brouwer mocht aan niet meer dan 4 herbergen gerstenat leveren bij de aankoop van het ambt. Pas toen alle ambten verkocht waren, was de bierverkoop vrij. Voorafgaandelijk werd een lijst opgemaakt van de brouwers ("brasseurs") en herbergiers-brouwers ("cabarets brasseurs"), met elk hun volume gebrouwen bier van het voorbije jaar. Begin 1694 werd dan het maximum aantal brouwers en de maximale productie vastgelegd. Het valt meteen op dat het aantal toegelaten brouwers fors was gekrompen. In een aantal dorpen, o.m. Ledegem en Rollegem, verdwenen ze gewoon van de lijst. Op andere plaatsen werd het aantal brouwerijen gehalveerd. Daartegenover kwam er wél een gevoelige verhoging van de globaal toegelaten bierproductie in de kasselrij Ieper. Linda Malfait: "In de parochie Moorslede werden slechts 2 brouwers uit de dorpskom toegelaten: Hubert Samin (= Samyn) en Jean van Este (= Jan Vanneste). In 1693 brouwden ze samen 339 vaten (goed en klein) bier. Vanaf 1694 werd de gezamelijke productie van beide brouwers vastgelegd op 750 vaten, dat is méér dan een verdubbeling. Uit een document van de magistraat van de Kasselrij van Ieper, daterend van 1695, blijkt overduidelijk dat men zich weinig of niets aantrok van het strenge edict van Lodewijk XIV. Bovendien was er amper controle op "sluikstoken"! Officiëel was er in die jaren op de wijk De Tuimelare geen enkele brouwerij maar of dat in de praktijk ook het geval was, is niet meer te achterhalen".
1754
Brouwers aan het werk. Encyclopédie des sciences, des arts et des métiers, Parijs, 1751-1772 (© Wikimedia). "'Oude heirstraete' was de benaming van de huidige 'Oude Heirweg'. Men zou geneigd zijn om die boerderij met brouwerij te situeren langs het gedeelte ervan dat, van noord naar zuid, dwars doorheen de Tuimelarewijk liep, pal langs het verdwenen gasthuis ten Bunderen. Dat zou best kunnen en dan hadden we er meteen een brouwerij bij op de lijst van verdwenen erfgoed op de Tuimelare! Maar we hebben geen historische zekerheid hierover, want de eeuwenoude ‘heirstraete’ liep ook over het grondgebied van Beitem (Roeselare), Ledegem, Dadizele en Moorsele".
1779
Interieur van een 18de-eeuwse brouwerij. Augustinian Abbey Museum. Lacock, Wiltshire, UK. Joeri Stekelorum publiceerde de lijst van de toenmalige parochie Moorslede in een artikel, getiteld "Een bijdrage tot de geschiedenis van de drankcultuur in de Westhoek. III. Herbergen in de kasselrij Ieper anno 1779", in het heemkundig blad "Westhoek-Info", jg. 9 (1993), nr. 1, pp. 1-43. Het ging hier eigenlijk om de allereerste officiële inventaris van herbergen en brouwerijen in ons dorp, inclusief dus op de wijk 'de Tuimelare'. De tot dan toe bekende lijsten waren vrij beperkt en onvolledig. Op 19 oktober 1779 telde men in Moorslede in totaal 17 door de overheid goedgekeurde herbergen, waaronder 'Den Tuymelaere' langs de Oude Heirstraete (nu: Oude Heirweg), op de huidige Tuimelarewijk. Bierwagen. Jan de Lange, 1822. (Amsterdam, Rijksarchief)
De twee overige herbergen mét brouwerij stonden verder verwijderd van het centrum:
Linda Malfait: "De vrij gedetailleerde omschrijving van de herberg mét brouwerij 'De Drye Conyngen' op de lijst, die de overheid van Moorslede overmaakte aan de Raad van Vlaanderen in 1779, trok meteen mijn aandacht. Een zorgvuldige ontleding van de oorspronkelijke tekst, woord voor woord, leidt tot enkele voorzichtige conclusies, maar tot evenzoveel onbeantwoord blijvende vragen."
"... eene herberghe ende brauwerie draegende voor enseigne "De Drye Conyngen", gesitueert langst den steenweg leedende van de stadt Meenen naer de gonne van Brugghe, onder dese prochie en heerelykhede van Moorslede, ontrent een heure afgeleghen oost van dese kercke welcke herberghe aldaer is geerigeert t'sedert ontrent de aght en twyntigh jaeren met consent van den heere van t'selve Moorslede, mits ten dien tyde eene andere herberghe die was draegende den selven tyttel ende gesitueert langst de oude heirstraete van Moorslede naer Brugghe wat west van dese, was commen te cesseren sonder dat men in de selve oude herberghe daer t'sedert nogh heeft gedebiteert eenigen dranck ende is competerende aen d'heer Louis Germain Berghman bewoont ende gebruyckt door de kynders van Gilles Reuze...". Kaart (1662) van een inspectie van 'de Grote Heirweg van Rousselaere naar Meenen', bestemd voor de Raad van Vlaanderen. (Bron: Rijksarchief Gent, fonds Raad van Vlaanderen, IV, 22.222; Foto: Philippe Despriet).
Kaart met de mogelijke plaatsen van de verdwenen herberg en brouwerij 'De dry Conyngen' (© OpenStreetMap) Satellietfoto met dezelfde mogelijke plaatsen van de herberg en brouwerij 'De dry Conyngen' (© Google Earth) Linda Malfait: "Waar precies bevond zich de nieuwe herberg met brouwerij 'De dry Conynge'? De ordonnantie van 1779 vermeldt enkel dat de oude brouwerij ten westen lag van de nieuwe. Ook hier tasten we in het duister, bij gebrek aan schriftelijk bewijsmateriaal. Deze laconieke plaatsbepaling maakt de weg vrij voor enkele mogelijke locaties langs de huidige Menenstesteenweg, op het grondgebied Moorslede".
Marie-Louise Claeys en Cyriel Vermeersch, laatste uitbaters van de verdwenen herberg "De Beele" (Foto: L. Malfait)
1834
Drie arbeiders, vermoedelijk uit de brouwerij Bostyn (foto: Linda Mailfait / Rik Lybeer) L. Malfait: "In de volkstelling van 1814 (aan het einde van de Franse periode, 1794-1815), uitgevoerd in alle gemeenten van het arrondissement Ieper, vond ik voor héél Moorslede de namen van in totaal 7 brouwers (P. J. Rousseau; J. F. Rousseau; A. C. Stragier; J. B. Van Raes; F. A. Soete; C. Duval; P. F. Tailleu). Geen enkele daarvan stond vermeld onder de sectie B (= de Tuimelaarhoek). Met het aantal getelde mensen die de brouwersstiel uitoefenen weet je natuurlijk nog niet hoeveel brouwerijen er waren en waar ze stonden in onze gemeente. In zijn "Geschiedenis van Moorslede" (1894, blz. 119) schreef M.-J. Van den Weghe dat er in 1834 in Moorslede 4 brouwerijen en één jeneverstokerij bestonden, zonder die nader te omschrijven. In 1836 maakte Philippe Vandermaelen, in zijn "Dictionnaire géographique de la Flandre Occidentale" (1836, blz. 66), gewag van 6 brouwerijen in de gemeente, maar gaf evenmin nadere details". Één en al bedrijvigheid in de brouwerij (19de eeuwse prent) "In elk geval stond een van die brouwerijen op de Tuimelaarhoek (de toenmalige 7de Wijk), langs de Menensesteenweg, ter hoogte van het huidige huis nr 36! Ze is opgenomen en beschreven in het 'eerste kadaster' van België. (Bron: AFD/Afdeling Moorslede/ NIS-code 36012, Sectie B, Perceel: 0660/00X000). Dat 'eerste kadaster' was de eerste openbare inventaris van alle eigendommen (gebouwen en gronden) en hun eigenaars in ons land. Het wordt ook wel 'primitief kadaster' genoemd, omdat het al van start ging in 1808, tijdens het Frans bewind, onder keizer Napoleon. Bij de onafhankelijkheid van ons land (1830) was nagenoeg het hele grondgebied in kaart gebracht. Het 1ste nationaal kadaster werd uiteindelijk bekrachtigd in 1834 en pas in 1844 voltooid". De brouwerij ("brasserie") Bostyn op de topografische kaart van Philippe Vandermaelen (1846-1854) "Vanaf het 'eerste kadaster' van 1834 waren de Ieperse grootgrondbezitter Louis Berghman, en daarna zijn kinderen, de eigenaars van de brouwerij, tot deze in puin lag na Wereldoorlog I (1914-1918). Aanvankelijk was de bewoner en brouwer ene Jan Bostyn. Bij zijn naam staat in het kadaster telkens het woord "herberg" (?). De kadastrale legger van de Atlas der Buurtwegen (1841) omschrijft hem als "cabaretier" (herbergier). Op de topografische kaart van Ph. Vandermaelen (1846) wordt de brouwerij Bostyn echter uitdrukkelijk aangeduid als een "brasserie" (= brouwerij)!" De brouwerij van Bostyn op een kadastertabel (1881) "In de loop van de 19de eeuw werden de bestaande gebouwen van de brouwerij uitgebreid en die van de hoeve enkele keren vergroot. Brouwer Jan Bostyn werd op een gegeven moment opgevolgd door zijn zoon Charles Bostyn (1842-1899), landbouwer en brouwer, gehuwd in 1871 met Louise Cneut (1848-1921), brouwster. Het was diezelfde Charles Bostyn die in 1893 eigenaar werd van de herberg 'den Tuimelaere', verhuurd aan Karel Samyn, (mijn overgrootvader) die gehuwd was met Mathilde Haspeslag. Na het overlijden in 1921 van wed. Louise Bostyn-Cneut verkochten de kinderen de herberg aan mijn grootouders Achiel Grymonprez en Marie Samyn, die het café zélf verder uitbaatten".
1847
Notariële akte van 1847, met vermelding van herberg en brouwerij langs de Menensesteenweg, bewoond door Petrus Samyn (Foto: Linda Malfait) L. Malfait: "Was er in de 19de eeuw op de Tuimelare misschien nog een tweede brouwerij? Men zou geneigd zijn dat te denken. In een notariële akte, die dateert van 1847, staat te lezen dat een Ieperse notaris "... zich heeft begeven binnen de gemeente Moorslede, ter herberge en brouwery bewoond door sieur Petrus Samyn, langs den steenweg van rousselaere op meenen...". Petrus Samyn (°1808 - + na 1871), gehuwd met de landbouwster Amelia Huyghe, wordt hier vermeld als bewoner van een herberg met brouwerij langs de Menensesteenweg".
Linda Malfait: "De naam van Petrus Samyn vinden we ook terug op notariële aanplakbiljetten van openbare verkopen. Op een affiche uit 1868 was er sprake van een "herberg van sieur Samyn, te Moorslede, bij Sint-Pieters". En in de krant "Journal d'Ypres" verscheen op 9 september 1871 een aankondiging van de openbare verkoping (venditie) van zijn hele inboedel "…ter hofstede van Petrus Samyn, brouwer te Moorslede langst den steenweg van Rousselaere op Meenen."
Uitsnede van de Popp-kadasterkaart. De brouwerij Bostyn (gele pijl), vooraan langs de Menensesteenweg, en daarachter een omwalde hoeve (rode pijl). "Zoveel mogelijke vestigingsplaatsen van een eventueel tweede brouwerij langs de Menensesteenweg waren er in de 19de eeuw nu ook weer niet. Zoals te zien op het percelenplan van de alombekende kadastrale Atlas van Philippe Chrétien Popp hierboven was er langs beide kanten van de weg maar héél weinig bebouwing. ALS Petrus Samyn woonde op een boerderij, zoals vermeld op de affiche van de verkoop van zijn inboedel (1871), dan komt er eigenlijk maar één plaats echt in aanmerking: die van de twee achter elkaar staande boerderijen, die nu verdwenen zijn: vooraan die van de brouwerij Bostyn en daarachter een omwalde hofstede. Maar in de bijgaande legger van de kadasterkaart werd de naam van Petrus Samyn echter nergens - als eigenaar of als gebruiker - in verband gebracht met de hierboven beschreven brouwerij Bostyn. Het is natuurlijk niet uitgesloten dat er op zo'n register - dat alle percelen rangschikte per eigenaar (met hun naam, beroep en woonplaats) - gegevens ontbreken over mogelijk bijkomende bewoners".
Op de plaats van dit huis langs de Menensesteenweg, nr 36, Tuimelare (Moorslede) stond vóór WO I (1914-1918) de brouwerij Bostyn. Daarachter ook die van P. Samyn? (Foto: Google Street View).
"Uit dit alles kunnen we besluiten dat
vanaf de 20ste eeuwDe verdwenen 19de-eeuwse brouwerij Ghekiere in de Stationsstraat in Moorslede. Volgens Rik Lybeer (samensteller van het boek "100 jaar bier en plezier. Cafés in Moorslede en Slypskapelle 1918-2018", 2018, Heemkundige Kring Moorslede, pp. 51-53) waren er in Moorslede in het begin van de vorige eeuw nog steeds 6 brouwers: Gustaaf De Geest (Roeselaarsestraat), René Denecker (Sparrestraat), Constant Ghekiere (Stationsstraat/Sint-Achariushoek), François de Meurisse (Breulstraat/Schuwenhoek), Charles Morysse (Dadizeelsestraat) en ... Charles Bostyn op de Tuimelare, langs de Menensesteenweg.
De verdwenen 20ste-eeuwse brouwerij Hosten-Bonte, Roeselaarsestraat, Moorslede (Foto: Rik Lybeer). L. Malfait: "Op het einde van de Eerste Wereldoorlog 1914-1918 lagen de 6 Moorsleedse brouwerijen in puin, ook die van Bostyn op de Tuimelare. Slechts twee ervan werden nadien heropgebouwd, namelijk die van Ghekiere (gestopt in 1953) en van Denecker (op de hoek van de Breul- en Sparrestraat), die in 1941 eveneens zal dichtgaan. Er werd in 1922 zelfs een nieuwe brouwerij opgetrokken, die van Hosten-Bonte in de Roeselaarsestraat. Deze laatste hield ermee op in het begin van de jaren 1980. Het zou duren tot 2012 vooraleer er in Moorslede weer brouwactiviteiten waren. Brecht Dumoulin richtte toen met een paar vrienden een brouwerij "Bier en Karakter" op in de Slypsstraat 46. Intussen staan ze bekend voor hun bieren "Klets", "Rex Artus" en "Zword", die voorlopig elders worden gebrouwd. Rond de brouwhoeve zélf in Slypskapelle teelt men al gerst en hop, terwijl men binnen de eigen installaties (brouwketels, lagertanks, etiketeermachine, enz.) opbouwt. Op 10 september 2023 organiseerde de Heemkundige Kring er de jaarlijkse Open Monumentendag, onder het motto 'Leven in de brouwerij'".
Biertransporten in de brouwerij Debeerst (Veurne). Kiekje uit het begin van de 20ste eeuw (© Centrum Agrarische Geschiedenis. Leuven).
|