|
|
Oudstrijders van de Eerste Wereldoorlog |
Tekening uit het stripverhaal 'C'était la guerre des tranchées' van Jacques Tardi, n.a.v. de 110de verjaardag van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog 1914-1918 (Foto: Uitg. Casterman, Brussel/Parijs).
Oudstrijders van de Tuimelare in Wereldoorlog I (1914-1918) |
Casier Henri |
Symkens Emeric |
Cneut Jules |
Talpe Camiel |
Cneut Kamiel (gesneuveld) |
Tandt Hendrik (vuurkruiser) |
Denolf Emiel |
Terrijn Arthur |
Depoorter Alidor |
Vanbiervliet Arthur |
Devogele Gilbert |
Vancoillie Henri (gesneuveld) |
D’Hooghe Camiel |
Vandekendelaere Henri |
Guillemyn Florent (dood bij een gasaanval) |
Vandevoorde Theophiel |
Leenknecht Henri |
Vanelslander Alfons (gesneuveld) |
Lesage Hector (gesneuveld) |
Vanelslander Alfons (4 jaar vuurkruiser, 7 jaar soldaat) |
Loyson ... (?) |
Vangeenberghe Emiel |
Maresceau Lucas |
Verbeke Camille |
Meseure Henri |
Verbeke Cyriel |
Mestdagh Hector (1 jaar vuurkruiser) |
Verholle Cyriel (3,5 jaar front; 8 frontstrepen; gesneuveld) |
Missiaen Jerome |
Vynckier Hendrik (vuurkruiser) |
Pyncket Marcel |
Wyffels Alidoor (1,5 jaar front, 8 jaar soldaat) |
Seys Jules |
Wyffels Gustave |
Sinnesael Hector |
|
Kamiel Cneut
Kamiel Cneut, gesneuvelde oudstrijder (foto: Lieven Cardoen).
Kamiel Cneut werd geboren op 18 juli 1898 in Staden, als zoon van de uit Moorslede afkomstige herbergier Isidoor-Victor Cneut en Juliana Vancoillie. Na het overlijden van de moeder Julie, op 38-jarige leeftijd, verhuisde het gezin in 1906 naar Moorslede en baatte daar een hoeve uit op de Tuimelarehoek. Zoon Kamiel studeerde vanaf 1912 tot 1914 moderne humaniora aan het Klein Seminarie in Roeselare.
Op de beruchte Schuwe Maandag 19 oktober 1914 sloeg Isidoor met zijn kinderen, net zoals zoveel andere Moorsledenaren, op de vlucht. Eerst in de Westhoek, later in Frankrijk. In 1917 kreeg Kamiel zijn oproepingsbevel voor het Belgisch leger en was vanaf 27 november in actieve dienst (Soldaat Tweede Klasse mil CS 1916). Na zijn militaire opleiding werd Kamiel op 4 april 1918 ingelijfd bij het 7de Linieregiment (2de Compagnie) aan het front.
Tijdens het geallieerde slotoffensief, op 30 september 1918, bundelden het 7de en het 16de Linieregiment plus het 5de Regiment Jagers te Voet hun krachten om, vanuit de Tuimelarehoek, het dorp Beitem te veroveren op de Duitsers. Maar die aanval leverde uiteindelijk niets op en kostte het leven aan 87 officieren en 1850 manschappen. Onder hen: Kamiel Cneut, die dus sneuvelde niet ver van de in puin herschapen ouderlijke hoeve op de Tuimelare! Een voorlopig veldgraf werd zijn eerste rustplaats. Kamiel werd vervolgens, op 2 oktober 1918, ter aarde besteld op een voorlopige militair kerkhof in Moorslede en later, op verzoek van zijn familie, herbegraven in Slypskapelle.
De graven op het kerkhof van Slypskapelle van 4 gesneuvelden. v.l.n.r. Alberic Beernaert, Kamiel Cneut, Hendrik Van Mol en Fernand Rottenburg (Foto: Facebook-pagina van de Moorsleedse Heemkring).
Na de wapenstilstand bleef het gezin Cneut nog enige tijd in Frankrijk vooraleer terug te keren naar het door oorlogsgeweld zwaar geteisterde thuisland. Eerst verbleven Isidoor en zijn kinderen in Gullegem, wellicht bij familie, en belandden vervolgens op de Tuimelare. Na het overlijden van vader Isidoor werd de hoeve overgenomen door zijn broer Charles Louis Cneut. Na het overlijden van deze laatste in 1945 werd de hoeve verder uitgebaat door zijn dochter Clara en schoonzoon Jozef Vandeputte. Daarna volgde het echtpaar Paul Vandeputte (+ 2018)-Maria Dendauw (+ 2022).
(Bron. Lieven Cardoen. Als stenen tot leven komen: het verhaal van de vier Belgische militairen 1914-1918, begraven op de gemeentelijke begraafplaats in Moorslede-Slypskapelle. Heemkundige Kring Moorslede, 2018).
|
Burgerslachtoffers van de Eerste Wereldoorlog: twee kinderen.
- Hendrik Vandermeersch uit de Beitemstraat (nu nr. 5) speelde na de oorlog 1914-1918 buiten toen er plots een obus ontplofte. Het 7-jarige jongetje liep verscheidene verwondingen op aan zijn rug en werd met een kruiwagen overgebracht naar het ziekenhuis in Kortrijk. Hij overleefde het niet. (Bron: familielid Daniël Vandenkendelaere uit de Beitemstraat)
- Rik Depoorter, een 15-jarige jongen uit de Kouterweg (nu nr. 64) was op maandag 16 september 1974 - vele jaren na de Eerste én Tweede Wereldoorlog dus - aan het spelen met een koperen Franse artilleriegranaat uit 1916. Toen Rik ging prutsen aan het ontstekingsmechanisme ontplofte het projectiel en raakte hij zwaar gewond in de buikstreek. Hij kon zich nog naar de keuken slepen, maar stierf even later. Zijn vader, die in Roeselare deelnam aan een betoging van landbouwers en van scholieren van de landbouwschool, vernam het tragische nieuws toen hij er de mensen over hoorde praten.
Herdenkingsplaatsen van WO I
Linda Malfait: "Voor het samenstellen van de lijst van oudstrijders van de Tuimelarewijk kon ik, naast mijn eigen opzoekingswerk, ook dankbaar gebruik maken van bestaande schriftelijke bronnen en van namenlijsten op herdenkingsplaatsen, zoals
het Moorsleeds oorlogsmonument, de St.-Martinuskerk en de Kruiskapel. Uit al deze namenlijsten, die betrekking hebben op de gemeente Moorslede, de parochie Moorslede en ook de parochie Beitem (waarvan onze wijk tussen 1889 en 2016 deel uitmaakte), filterde ik de namen van inwoners van de Tuimelare."
Moorsleeds oorlogsmonument, niet ver van de gemeentelijke begraafplaats. (© Google Street View)
-
"Het gemeentelijk oorlogsmonument op de kruising van de Nieuwstraat en de Roeselaarsestraat, dat in 1926 werd onthuld. Onderaan de arduinen zuil, die de vorm heeft van een Egyptische obelisk, kan men op een gedenkplaat de namen terugvinden van 87 gesneuvelde soldaten en van 24 burgerslachtoffers tijdens Wereldoorlog I. Later werd op de sokkel een granieten plaat toegevoegd met de namen van de militairen en burgers die omkwamen tijdens Wereldoorlog II, alsook van de politieke gevangenen en opgeëiste arbeiders".
Vredeskruis in de kerk van Moorslede, met de namenlijst van de gesneuvelde parochianen tijdens de twee Wereldoorlogen. (foto: Wikimedia)
-
"De gedenkplaat naast het zogeheten "Vredeskruis" in de rouwkapel, achteraan in de parochiekerk van Moorslede. Daarop staat een (onvolledige) lijst met de namen van parochianen die sneuvelden tijdens de Eerste (1914-1918) en Tweede Wereldoorlog (1940-1945)".
De Kruiskapel op de hoek van de Menensesteenweg en de Mgr. Catrystraat (foto: W.W.).
-
"De Kruiskapel, op de hoek van de Menensesteenweg en de Mgr. Catrystraat (de vroegere Veldstraat), op de verste uithoek van de Tuimelare (Moorslede). Deze kapel stond vroeger op het grondgebied van de in 2016 opgedoekte parochie Beitem (waarvan de Tuimelare deel uitmaakte). Het was en is een bidplaats die gaandeweg een herdenkingsmomument werd. Binnenin, onder het kruisbeeld en het altaar, is een gedenksteen aangebracht ter nagedachtenis van de parochianen die "stierven voor God, vorst en land". Op de zijwanden zijn de namen te zien van 11 Beitemse oorlogsslachtoffers: 9 gedurende Wereldoorlog I (waaronder 4 inwoners van de Tuimelare) en 2 tijdens WO II".
- L. Malfait: "Tot slot verwijs ik graag naar een paar nuttige schriftelijke bronnen. Vooreerst het lijvige referentiewerk van Robert Houthaeve en Norma Lecluyse, "Moorslede 1914-1818. Morsdood... en toch herboren!" (Moorslede, 1997). Vanaf bladzijde 301 t/m 313 staat een lange lijst afgedrukt van gesneuvende militairen uit Moorslede. Vervolgens het boek "Van beton ...tot graniet. Stenen getuigen van WO I in Moorslede en Slypskapelle" (Moorslede, Heemkundige Kring Moorslede, 2008). Rik Lybeer en Germain Bekaert publiceren daarin, op de pagina's 27 t/m 38, de namenlijsten die zijn geplaatst bij al de herdenkingsplaatsen in de gemeente. Ook de namen van militaire en burgerlijke slachtoffers op de begraafplaatsen van Moorslede en Slypskapelle blijven niet onvermeld."
De historische context
Militaire stafkaart uit 1917 met de frontlijn in West-Vlaanderen tussen de geallieerden en de Duitsers.
Op 4 augustus 1918, vielen Duitse troepen het neutrale België binnen. Hun onstuitbaar lijkende opmars doorheen ons land kwam in november tot stilstand in de Westhoek. Hoe kwam dat? Om te beginnen werd het oostelijk deel van de IJzervlakte kunstmatig onder water gezet door het openen van de zeesluizen in Nieuwpoort. En met de massale hulp van het Britse leger konden Duitse aanvallen rond Ieper worden afgewend. Zo veranderde de bewegingsoorlog in een vier jaar aanslepende loopgravenoorlog.
De weg naar het front in Passendale. November 1917. (foto: Wikimedia Commons)
Het front liep vier jaar lang dwars doorheen West-Vlaanderen: van de stranden in Nieuwpoort, langs de IJzer over Diksmuide, via het kanaal Ieper-IJzer richting Ieper, waar het oostelijk in een boog (de Ieperboog of de 'Ypres Salient') omheen liep. Het front passeerde Wijtschate en Ploegsteert, verder zuidwaarts het Noord-Franse heuvelland, de Somme en Verdun, via de Vogezen tot aan de Frans-Zwitserse grens.
De Dodengang langs de IJzer in Kaaskerke (Diksmuide), is het enige bewaard gebleven loopgravenstelsel in ons land. Van 1914 tot 1918 kwamen hier duizenden Belgische soldaten om (Foto: dodengang.be).
Aan beide zijden van de frontlijn ontstonden gevechtslinies waarin de geallieerde en Duitse legers zich voor onbepaalde tijd ingraafden en van daaruit geregeld de vijandelijke stellingen aanvielen. Heden ten dage wordt de Eerste Wereldoorlog vooral geassociëerd met loopgraven. Ook de term 'oud-strijder' roept onwillekeurig het beeld op van diezelfde loopgraven. Waarbij we makkelijk vergeten dat het leven in de frontlinies een hel was voor de soldaten.
Soldaat in een loopgraaf schrijft een brief met nieuws van het front voor het 'thuisfront' (foto: Wikiwijs.nl).
De loopgraven vormden, vooral dan in de winterperiode, modderige geulen waarin men tot de knieën in de drek wegzakte. Alles werd vochtig en smerig. Dat leidde tot het opzwellen, infecteren en zelfs afsterven van de voet(en). De frontstrijders waren continu blootgesteld aan bombardementen en bestormingen door de vijand aan de overzijde. Lijken lagen her en der verspreid. Ziekte, dood, eenzaamheid, voortdurende angst, stress ("shell shock"), het oorverdovend lawaai van inslaande granaten en artillerievuur, ratten, luizen, kou en regen vormden een ware nachtmerrie.
Duitse bestorming van een geallieerd militair bolwerk in West-Vlaanderen. E. Zimmer, 1915 (Bron: Wikimedia).
Op 11 november 1918 kwam na vier lange jaren een einde aan de Eerste Wereldoorlog. Zelfs ruim een eeuw later weten we nog steeds niet, zelfs niet bij benadering, hoeveel levens die Groote Oorlog in ons land heeft gekost. De cijfers lopen sterk uiteen. In de Westhoek zouden naar schatting een half miljoen militairen uit meer dan 30 landen zijn omgekomen. Volgens de meest recente ramingen sneuvelden ongeveer 41.000 Belgische militairen. Ruim 300.000 gemobiliseerde Belgische militairen overleefden de Groote Oorlog, waaronder ca. 50.000 gekwetsten die vaak gehandicapt naar huis terugkeerden.
De soldaten die na de oorlog terugkeerden in het bezette gebied vonden de weg naar huis terug. De militairen van wie de woonplaats in de Westhoek lag, hadden veelal minder geluk. Veel gemeenten, zoals Moorslede, waren totaal verwoest of minstens zwaar beschadigd. Vele veteranen repten met geen woord over de echte gruwelen die ze aan het front hadden meegemaakt. Hooguit vertelden ze wat avontuurlijke verhalen en anecdotes in gezins- of familiekring, rond de kachel in de donkere wintermaanden.
Schafttijd (= rustpauze waarin wat gegeten en/of gedronken wordt) in de loopgraven (Foto: Wikimedia).
Niet weinig oudstrijders kwamen volledig berooid uit de strijd. Zij waren hun werk, have en goed kwijt. Als heldhaftige verdedigers van het vaderland zochten ze naar erkenning en naar financiële tegemoetkomingen van de overheid. Om hun eisen kracht bij te zetten sloten ze zich aan bij oudstrijdersbewegingen, zoals de Nationale Strijdersbond van België (NSB) en - in Vlaanderen vooral - de Vlaamse Oud-Strijdersbond (VOS), in 1919 ontstaan uit de katholieke en flamingantische Frontbeweging. Tal van veteranen trokken elk jaar naar de IJzerbedevaart in Diksmuide, onder het pacifistisch motto "Nooit meer oorlog!".
Andere gelegenheden waarbij de oudstrijders nog aan die wrede oorlog terugdachten waren de plechtigheden op 11 november, de dag van de Wapenstilstand, of ook nog de nationale feestdag op 21 juli. Zij kwamen dan samen om hun gevallen strijdmakkers te gedenken ...én om hun eigen daden in de verf te zetten door zich in hun militair kostuum te hijsen, met vertoon van hun vele "decoraties".
Eretekens voor de oudstrijders
Eretekens voor WO I-oudstrijders. v.l.n.r. Oorlogskruis, IJzerkruis, Herinneringsmedaille, Vuurkruisermedaille, Zegemedaille.
Nog tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar vooral daarna, ontvingen Belgische (oud)strijders tal van eervolle onderscheidingen. Met al die eretekens, lintjes en medailles op hun borst waren oudstrijders van mijlenver herkenbaar bij militaire herdenkingsplechtigheden allerhande. We zetten de voornaamste eremetalen hier even op een rijtje. Vooreerst die welke werden uitgereikt aan de (oud-)strijders in het algemeen, en vervolgens die welke bestemd waren voor de frontsoldaten in het bijzonder.
- Het Oorlogskruis. Dit ereteken werd al vanaf 1915 verleend voor heldhaftige daden tegenover de Duitse vijand tijdens de Eerste Wereldoorlog. Niet enkel frontstrijders kwamen hiervoor in aanmerking, ook vrijwilligers, ontsnapte krijgsgevangenen, militairen die ten gevolge van hun verwondingen de strijd niet konden hervatten en verdienstelijke burgers.
- De Herinneringsmedaille van de Veldtocht. Die werd vanaf 1919 uitgereikt aan alle "strijders" die het land hadden gediend tijdens de periode 4 augustus 1914 - 11 november 1918. Men maakte daarbij geen onderscheid tussen de nu genoemde oudstrijders (die een lange diensttijd hadden en die in rechtstreeks contact met de vijand kwamen aan het front) en degenen die hun dienstplicht vervulden in het achterland of slechts korte tijd onder de wapens waren.
- De Zegemedaille, ook Overwinningsmedaille genoemd. Die werd eveneens vanaf 1919 toegekend aan alle geallieerde veteranen van de Eerste Wereldoorlog. Voor ons land waren dat er 300.000 à 350.000. Op de voorzijde van deze ronde bronzen medaille, aan een lint in de kleuren van de regenboog, is een naakte en gevleugelde Godin van de Overwinning afgebeeld, staande op een wereldbol.
Vier frontstrepen voor een Belgische militair die 2,5 jaar heeft gevochten aan het front (foto: Curiosa en Kunst, Valkenburg).
- Frontstrepen. Deze onderscheiding bestond uit een streepje zilverkleurige sierband dat meestal op de linkermouw van het uniform werd genaaid. Vanaf 24 juni 1916 werd een frontstreep geschonken aan alle militairen met een volledig jaar effectieve dienst in de gevechtszone aan het front. Na elke bijkomende periode van 6 maanden kwam er een frontstreep bij (perioden van afwezigheid wegens oorlogsverwondingen telden mee!). Op 1 februari 1919 werden de laatste frontstrepen uitgereikt. In totaal kon men, voor de ganse duur van de oorlogsperiode 1914-1918, dus zeven frontstrepen verwerven. Wie er zeven had kreeg er uit erkentelijkheid een achtste bovenop.
Per dag leverden de 1ste en 2de frontstreep elk 5 centiemen extra soldij op. Vanaf 1919 werd die dagelijkse vergoeding vervangen door een jaarlijks bedrag van 100 BEF voor de eerste streep en 50 BEF voor elke bijkomende streep. Vanaf 1929 werd dat bedrag, vanaf de leeftijd van 45 jaar, opgetrokken tot jaarlijks 500 BEF voor de eerste streep, en 250 BEF voor iedere bijkomende streep.
- Het IJzerkruis. Vanaf 1918 werd dit eremetaal uitgereikt aan al degenen die tussen 17 en 31 oktober 1914, op uitmuntende wijze streden aan de IJzer en erin slaagden om de opmars van het Duitse leger tot staan te brengen. Het Belgisch leger verloor tijdens die Slag om de IJzer wél zowat 60.000 man aan gesneuvelden en gekwetsten, meer dan een derde van de toenmalige totale getalsterkte! Op de voorzijde van deze bronzen medaille staat een naakte, gehelmde krijger afgebeeld met een lans. In het medaillon erboven staat het woord YSER (de Franse naam voor de IJzer) te lezen.
(foto: Blog Noel Demey)
- De Vuurkaart. Het zou duren tot 1932 vooraleer dit officieel attest werd uitgereikt aan de frontstrijders, als erkenning voor hun bewezen diensten aan het vaderland. Het was voorbehouden voor alle militairen die tijdens de Eerste Wereldoorlog tenminste 18 maanden effectieve dienst hadden volbracht in de gevechtslinies aan het front. Er waren ook een aantal uitzonderingen, bijv. voor militairen die na gevangenneming wisten te ontsnappen of voor gewonde soldaten die na hun herstel terugkeerden naar hun eenheid aan het front. De houders van de Vuurkaart konden genieten van bepaalde voordelen zoals 75% korting op trein, tram en bus. Ze hadden ook recht op gratis consultatie bij een speciaal aangestelde dokter en kregen een fikse korting op de voorgeschreven medicatie.
Voor- en achterzijde van het Vuurkruis, ook Vuurkruisermedaille genoemd (foto: beeldbank HEY Knokke-Heist).
- Het Vuurkruis. Ook nu nog, ruim een eeuw na Wereldoorlog I, is dit het ereteken voor frontsoldaten dat het meest tot de verbeelding spreekt van het brede publiek. De Vuurkruisers waren immers de helden die ons land vanaf 1914 tot 1918 verdedigden in de loopgraven aan het front in West-Vlaanderen tegen de agressor Duitsland.
Vuurkruiser Alfons Vanelslander (1891-1995) was een van die helden die zijn strepen heeft verdiend. Hij deed 7 jaren legerdienst, waarvan 4 jaren aan het IJzerfront! Hij ontving hiervoor 8 eretekens (foto: Linda Malfait).
Het Vuurkruis werd vanaf 1934 ingesteld door de overheid voor alle houders van de Vuurkaart. Maar deze laatsten kregen het statuut van Vuurkruiser niet zomaar. Ze moesten er om verzoeken in een speciaal formulier, met vermelding van hun vuurkaart, hun frontstrepen en andere eerder ontvangen medailles. Al die mensen kregen dan een huisbezoek om de opgegeven informatie te controleren. Het is bijgevolg niet te achterhalen welk percentage van alle frontveteranen, die voor het Vuurkruis in aanmerking kwamen, zich daadwerkelijk bij de overheid hebben opgegeven.
De jaarlijkse herdenking van de Wapenstilstand
De optocht in Moorslede op 11 november 2023, ter herdenking van de Wapenstilstand in 1918, die een einde maakte aan een van de bloedigste conficten ooit, de vier jaar aanslepende 'Grooten Oorlog' (foto: HLN).
Zoals zowat overal in België en ook elders in de wereld vindt in Moorslede, naar jaarlijkse gewoonte, op 11 november om 11 uur een plechtigheid plaats aan het oorlogsmonument, de dag waarop de Gealliëerden en de Duitsers in 1918 de Wapenstilstand ondertekenden. Op die dag worden de vele Moorsleedse (inclusief Tuimelaarse) slachtoffers herdacht, zowel militairen als burgers, die om het leven kwamen in de Eerste Wereldoorlog, en ook in latere gewapende conflicten, m.n. Wereldoorlog II (1940-1945).
Graven van 4 veteranen van de Eerste Wereldoorlog op de begraafplaats van Moorslede. Een eenvoudige witte gedenksteen herinnert eraan dat ze vuurkruisers, dus frontsoldaten waren (foto's: www.tracesofwar.nl).
Op 11 november wordt ook een bezoek gebracht aan de gemeentelijke begraafplaats, waar enkele Moorsleedse gesneuvelde soldaten en oudstrijders (o.m. Vlaamse Vuurkruisers) begraven zijn. Daar zijn geen Tuimelarenaars bij. Er bevinden zich trouwens ook twee oorlogsgraven van het Gemenebest, nl. van twee onderluitenanten van de Britse luchtmacht die tijdens de Eerste Wereldoorlog allebei op dezelfde 28ste november 1917 omkwamen in een luchtgevecht tijdens de Derde Slag om Ieper (31 juli - 10 november 1917). Men treft er het graf aan van een Duitse onderofficier, die sneuvelde in 1915 tijden de Tweede Slag om Ieper. Een soortgelijke hulde aan de slachtoffers van WO I vindt plaats op het kerkhof van Slypskapelle, de laatste rustplaats van een viertal gesneuvelden, o.m. van Kamiel Cneut van de Tuimelare.
Episode na de slag bij Zonnebeke in 1918. Oorlogsfotograaf Frank Hurley (bron: Wikimedia Commons).
© Copyright Linda Malfait. 2022-. Alle rechten voorbehouden. Webbeheerder: Willem Wylin.
|
|